In deze zaak hebben verzoekers, een Oekraïens gezin dat sinds 2001 in Nederland verblijft, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen ook had meegedeeld dat hun uitzetting naar Oekraïne gepland stond op 7 juli 2018. De verzoekers hebben meerdere procedures doorlopen, maar hun eerdere aanvragen om een verblijfsvergunning zijn steeds afgewezen. Ze beroepen zich op het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin wordt gesteld dat de rechten van kinderen die EU-burgers zijn, in het geding kunnen komen als hun ouders geen verblijfsrecht hebben.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers niet voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van het gevraagde verblijfsdocument, omdat de referenten geen kinderen van hen zijn en niet van hen afhankelijk zijn. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de verzoekers niet hebben aangetoond dat er belemmeringen zijn voor hun uitzetting. De eerdere besluitvorming van de Staatssecretaris, die hen heeft opgedragen Nederland te verlaten, blijft van kracht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de bezwaren van de verzoekers tegen de afwijzing van hun aanvraag geen redelijke kans van slagen hebben.
De uitspraak is gedaan op 6 juli 2018 en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.