ECLI:NL:RBDHA:2018:7738
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Overdracht aan Duitsland en schending van het verdedigingsbeginsel in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de overdracht van een eiser aan de autoriteiten van Duitsland. Eiser, een Jamaicaanse nationaliteit houder, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem zou overdragen aan Duitsland. Eiser stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om bezwaren in te dienen tegen dit besluit, wat volgens hem leidde tot een schending van zijn verdedigingsbeginsel. Tijdens de zitting op 5 juni 2018 werd het onderzoek geschorst om eiser de kans te geven te reageren, maar hij gaf aan geen nadere reactie te willen inbrengen.
De rechtbank overwoog dat het verdedigingsbeginsel van toepassing was, aangezien het bestreden besluit niet door eiser was aangevraagd en een bezwarend karakter had. De rechtbank concludeerde dat eiser niet de gelegenheid had gekregen om juridische bezwaren naar voren te brengen, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank stelde vast dat de schending van het verdedigingsbeginsel niet had geleid tot benadeling van eiser, en besloot het beroep ongegrond te verklaren. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-. De uitspraak werd gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, en is openbaar gemaakt.