ECLI:NL:RBDHA:2018:764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rijgeschiktheid na alcoholmisbruik en de rol van psychiatrische rapportage

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, die in het verleden meerdere keren was aangehouden voor alcoholmisbruik, had een aanvraag ingediend voor een verklaring van geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig. Het CBR had hem echter niet rijgeschikt verklaard, omdat er sprake was van alcoholmisbruik dat niet in remissie was. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het CBR. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wet- en regelgeving besproken, waaronder het Reglement Rijbewijzen en de Regeling eisen geschiktheid 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychiater die eiser had onderzocht, tot de conclusie was gekomen dat eiser ongeschikt was om te rijden vanwege alcoholmisbruik, gebaseerd op zowel de psychiatrische rapportage als de voorgeschiedenis van alcoholmisbruik. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiser was om aan te tonen dat de verhoogde bloedwaarden niet het gevolg waren van alcoholmisbruik, wat hij niet had gedaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het CBR zich terecht had gebaseerd op de rapportage van de psychiater. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/4839

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Lintz),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser niet rijgeschikt verklaard voor een rijbewijs in de categorie B omdat sprake is van alcoholmisbruik, niet in remissie.
Hiertegen heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 30 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Verweerder is – met voorafgaand bericht – niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1.1
Eiser is in 2008 en 2009 aangehouden als bestuurder van een motorrijtuig terwijl vermoed werd dat hij teveel alcohol gedronken had. Eiser is laatstelijk op 14 december 2009 in zijn auto aangehouden door de politie, waarbij cocaïne, heroïne en amfetamine bij hem in de auto zijn aangetroffen.
Daarop heeft verweerder eiser een onderzoek naar de geschiktheid opgelegd. Eiser heeft niet meegewerkt aan dit onderzoek. Vervolgens is zijn rijbewijs door verweerder ongeldig verklaard.
1.2
Op 30 januari 2016 heeft eiser een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid.
1.3
Op 25 februari 2016 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij zal worden onderzocht door een onafhankelijk psychiater.
1.4
Eiser is op 23 april 2016 onderzocht door een psychiater. Deze heeft daarvan op
19 juli 2016 rapport opgemaakt.
2.1
Ingevolge artikel 103, eerste lid, van het Reglement Rijbewijzen, voor zover thans van belang, registreert het CBR, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
2.2
Volgens paragraaf 8.8 van de bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 is voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
2.3
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring op basis van een specialistisch rapport geschikt kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
3 De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3401) bestaat in het geval de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin is gesteld, slechts aanleiding om de ongeldigverklaring niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren.
Uit jurisprudentie van de Afdeling (zie de uitspraak van 25 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:183) blijkt voorts dat een psychiatrische rapportage waarin de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin wordt gesteld, voldoende concludent kan zijn indien aan de diagnose afwijkende bloedwaarden ten grondslag zijn gelegd die wijzen op alcoholmisbruik, in combinatie met een relevante voorgeschiedenis van alcoholmisbruik.
3.2
Uit het rapport van de psychiater van 19 juli 2016 blijkt dat de psychiater eiser ongeschikt heeft verklaard omdat sprake is van alcoholmisbruik volgens de DSM-IV-TR. De psychiater heeft daarbij gewezen op het feit dat eiser in het verleden viermaal is aangehouden binnen één jaar tijd met een verhoogd alcoholpromillage dan wel heeft geweigerd mee te werken aan een ademalcoholanalyse. Dit duidt retrospectief op de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin. Uit het bloedonderzoek blijkt voorts van een enigszins verlaagd Hb- en erytrocytgehalte, een verhoogd Gamma-gt (67 bij een referentiewaarde van 55), een verhoogd ALAT (67 bij een referentiewaarde van 45), een verhoogd ASAT (63 bij een referentiewaarde van 35) en een (fors) verhoogd CDT. Dit zijn volgens de psychiater sterke aanwijzingen voor recent, langdurig en overmatig alcoholgebruik. De afwijkende bloedwaarden passen niet bij het opgegeven alcoholgebruik zodat zeer waarschijnlijk sprake is van onderrapportage.
3.3
De rechtbank overweegt dat uit de rapportage blijkt dat de psychiater aan de diagnose alcoholmisbruik niet alleen de afwijkende bloedwaarden ten grondslag heeft gelegd maar de diagnose mede heeft gebaseerd op een relevante voorgeschiedenis van alcoholmisbruik. Er is derhalve in de onderbouwing van de diagnose sprake van een combinatie van afwijkende bloedwaarden en een relevante voorgeschiedenis.
Er is voorts nog immer geen andere medische verklaring dan alcoholmisbruik overgelegd voor de hogere bloedwaarden bij het eerdere onderzoek op 23 april 2016. Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 juni 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD3108) is het aan eiser om in dat verband aannemelijk te maken dat, zoals hij stelt, de verhoogde bloedwaarden zijn veroorzaakt door een andere oorzaak dan misbruik van alcohol. Dat de afwijkende waarden – zoals door eiser ter zitting betoogd – te wijten zouden kunnen zijn aan zijn methadongebruik van destijds maakt dat niet anders, reeds nu dit door hem niet nader met medische stukken is onderbouwd.
3.4
Uit het bloedonderzoek dat eiser zelf heeft laten verrichten op 10 maart 2017 blijkt van Gamma-gt 20 (bij een referentiewaarde van 55), ALAT van 25 (bij een referentiewaarde van 45) en ASAT van 29 (bij een referentiewaarde van 35) en een verhoogd CDT.
Verweerder heeft daarover terecht opgemerkt dat deze laatste laboratoriumwaarden dateren van bijna een jaar na het psychiatrisch onderzoek en het eerdere bloedonderzoek. Twee bloedonderzoeken met een tussentijd van 11 maanden kunnen sterk uiteenlopende uitslagen geven aangezien de onderzochte persoon in een dergelijke tijdspanne het alcoholgebruik kan hebben gereduceerd dan wel stopgezet. Voorts was de CDT-waarde van eiser ten tijde van het eigen onderzoek nog immer verhoogd.
3.5
Ten slotte heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiser niet heeft verzocht om een herkeuring en evenmin een andere psychiatrische rapportage overgelegd waaruit zou moeten blijken dat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de bevindingen en conclusies van de psychiater.
3.6
Verweerder heeft het onderzoeksrapport dan ook ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit.
4 Het beroep is ongegrond.
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.