ECLI:NL:RBDHA:2018:6050
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verbetering van verstekvonnis in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft de rechtbank Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in de zaak tussen de VVE Willem de Zwijgerlaan/Statensingel, eiseres, en een niet verschenen gedaagde. De eiseres had op 24 april 2018 verzocht om verbetering van een verstekvonnis dat op 11 april 2018 was gewezen. Dit verzoek was gedaan omdat de gedaagde, na de zuivering van het verstek op 10 april 2018, de mogelijkheid wilde krijgen om een conclusie van antwoord in te dienen. De rechtbank heeft de VVE in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. De advocaat van de VVE, mr. M.A. van der Lubbe, heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek, stellende dat er geen sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was, zoals vereist door artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het verzoek om verbetering niet kon worden ingewilligd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout in het verstekvonnis, maar eerder van een inhoudelijke misslag. De rechtbank benadrukte dat een onjuist geachte rechterlijke einduitspraak alleen kan worden aangetast door het aanwenden van een rechtsmiddel. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om verbetering van het verstekvonnis moest worden afgewezen.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de VVE aan de gedaagde had medegedeeld geen aanspraak te maken op dwangsommen, omdat partijen over het geschilpunt overeenstemming hadden bereikt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om verbetering van het verstekvonnis afgewezen, en dit vonnis is openbaar uitgesproken op 16 mei 2018.