3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Het hof heeft in deze zaak een mondelinge behandeling bepaald die heeft plaatsgevonden op 5 april 2011. Na een schorsing voor beraad heeft het hof terstond mondeling uitspraak gedaan. Het hof heeft verstaan dat het door Palu di Mangel c.s. op 11 januari 2011 ingestelde hoger beroep tegen de beschikkingen van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 4 november 2010 en 30 november 2010 is vervallen, met opdracht aan de griffier tot doorhaling van de aantekening in het algemeen register.
(ii) Eveneens op 5 april 2011, na de hiervoor onder (i) genoemde zitting en mondelinge uitspraak, heeft het hof een brief met bijlage ontvangen van de gemachtigde van Palu di Mangel c.s. In die brief heeft de gemachtigde van Palu di Mangel c.s. aan het hof verzocht het hoger beroep niet vervallen te verklaren, niet tot doorhaling over te gaan en de zaak weer op de rol te plaatsen.
(iii) Het hof heeft de gemachtigde van Korpodeko in de gelegenheid gesteld op de hiervoor onder (ii) genoemde brief van Palu di Mangel c.s. te reageren. Deze heeft op 6 april 2011 bezwaar gemaakt tegen toewijzing van het verzoek van Palu di Mangel c.s.
(iv) Het hof heeft in de beschikking van 11 april 2011 zijn reeds op 5 april 2011 gegeven beslissingen herhaald en schriftelijk vastgelegd. Daarnaast heeft het hof het verzoek van Palu di Mangel c.s. om het hoger beroep alsnog niet vervallen te verklaren afgewezen en heeft het Palu di Mangel c.s. veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof heeft zijn beslissingen als volgt gemotiveerd:
'2. Ontvankelijkheid
2.1 Hieronder volgen de gronden van de op 5 april 2011 ter terechtzitting gedane uitspraak strekkend tot verval van appel en opdracht aan de griffier tot doorhaling van de zaak in het algemeen register, zoals op die terechtzitting verwoord.
2.2 Palu di Mangel en [verzoeker 2] hebben - in deze zaak waarin krachtens art. 3: 268 lid 3 BW geen hogere voorziening is toegelaten en indien wordt uitgegaan van een (lange) appeltermijn van zes weken - op de laatste dag van de appeltermijn, 11 januari 2011, hun beroepschrift ingediend. Dit brengt met zich dat zij ingevolge artikel 429o in verbinding met artikel 270 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), op straffe van verval van het hoger beroep, uiterlijk op die datum het griffierecht hadden moeten betalen. Uit een op het beroepschrift geplaatste stempel en een zich bij de stukken bevindendekwitantie blijkt echter dat Palu di Mangel en [verzoeker 2] het griffierecht op 13 januari 2011 hebben betaald. Het ter behandeling gevoerde verweer dat zulks op een misslag van de griffie zou moeten berusten, wordt verworpen nu dat niet is onderbouwd en ook overigens niet is gebleken van een misslag van de griffie.
Uit een en ander volgt dat ingevolge artikel 270 lid 5 Rv het hoger beroep is vervallen en de aantekening in het algemeen register moet worden doorgehaald. De gronden van het beroep behoeven geen beoordeling meer en Palu di Mangel en [verzoeker 2] zullen worden veroordeeld in de proceskosten van Korpodeko.
2.3 Dat uit de bij de brief van 5 april 2011 van de gemachtigde van Palu di Mangel en [verzoeker 2] gevoegde bijlagen blijkt dat op 11 januari 2011 wel reeds NAF. 1.000,- is betaald, brengt niet anders met zich alleen al omdat het Hof geen uitgesproken eindbeslissingen ongedaan kan maken.'