5.4.1Feit 3: Handelen als betaaldienstverlener zonder vergunning
Wat is een betaaldienstverlener?
Blijkens artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht is een betaaldienstverlener
:
-
degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldiensten.
Een betaaldienst is volgens datzelfde artikel een:
-
bedrijfswerkzaamheid als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten.
Voornoemde richtlijn betreft Richtlijn 2007/64/EG van het Europese Parlement en De Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG.
Blijkens voornoemde bijlage bij die richtlijn betreffen betaaldiensten ex artikel 4 punt 3 van die richtlijn (die dezelfde strekking heeft als artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht):
1. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook alle verrichtingen die voor het exploiteren van een betaalrekening vereist zijn.
2. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn.
3. Uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder:
- uitvoering van automatische debiteringen, met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen;
- uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;
- uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten.
4. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt:
- uitvoering van automatische debiteringen, met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen;
- uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;
- uitvoering van overmakingen, met inbegrip van doorlopende opdrachten.
5. Uitgifte en/of aanvaarding van betaalinstrumenten.
7. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de instemming van de betaler met een betalingstransactie wordt doorgegeven met behulp van een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument en de betaling rechtstreeks geschiedt aan de exploitant van de telecommunicatiediensten, het IT-systeem of het netwerk, die louter optreedt als intermediair tussen de betalingsdienstgebruiker en de persoon die de goederen levert of de diensten verricht.
Wanneer is er in de onderhavige zaak sprake van het handelen als betaaldienstverlener?
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten het ten behoeve van/op verzoek van begunstigden/betalers uitvoeren van Hawala-geldtransacties.
Gelet op voornoemde wet en richtlijn is bij Hawala-bankieren sprake van handelen als betaaldienstverlener zodra er minst genomen:
Situatie 1:
- geld aan de verdachte of zijn mededader(s) is gegeven door een betaler, zijnde geld dat middels Hawala-bankieren naar een Hawala-bankier in een derde land (i.c. Iran) moet worden gestuurd
Situatie 2:
- geld of een opdracht tot afgifte van geld aan de verdachte of zijn mededader(s) is gegeven door een Hawala-bankier in een derde land (i.c. Iran), zijnde geld dat middels Hawala-bankieren door verdachte aan een begunstigde in Nederland moest worden gegeven.
Met één van die handelingen is immers de betrokkenheid van verdachte bij de Hawala-transactie gestart en daarmee is onder de in situatie 1 en 2 beschreven omstandigheden al sprake van een voltooid delict.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat dus niet is vereist dat provisie is gevraagd/ontvangen/ingehouden/betaald. Ook zonder betaling van provisie kan de verdachte nog steeds een Hawala-transactie verrichten en daarmee zich als betaaldienstverlener gedragen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van twaalf tenlastegelegde transacties het dossier onvoldoende bewijs bevat op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat er minst genomen sprake was van één van de situaties zoals hiervoor beschreven.
Van tien transacties blijkt van niets meer dan van een uiting van een voornemen tot een Hawala-transactie. Van enige overdracht van geld aan de verdachte of zijn mededader(s) of een concrete en specifieke opdracht tot betaling (van een betaler of voor een begunstigde), is bij die transacties niet gebleken.
Het betreft de volgende in de (verbeterd gelezen) tenlastelegging opgenomen transacties:
B: op of omstreeks 17 mei 2014, ter zake een geldbedrag van 1.600 euro ,
B: op of omstreeks 17 mei 2014, ter zake een geldbedrag van 2.000 euro,
D: op of omstreeks 29 mei 2014, ter zake een geldbedrag van 1.000 euro,
E: op of omstreeks 4 juni 2014, ter zake een geldbedrag van 1.000 euro,
I: op of omstreeks 6 september 2014, ter zake een geldbedrag van 1.800 euro,
K: op of omstreeks 3 oktober 2014, ter zake een geldbedrag van 1.000 euro,
L: op of omstreeks 8 oktober 2014, ter zake een geldbedrag van 1.850 euro,
N: op of omstreeks 18 oktober 2014, ter zake een geldbedrag van 1.600 euro,
O: op of omstreeks 19 oktober 2014, ter zake een geldbedrag van 1.000 euro en
Q: op of omstreeks 29 oktober 2014, ter zake een geldbedrag van 4.000 euro.
Ten aanzien van twee transacties is de rechtbank van oordeel dat de precieze strekking van de daarop betrekking hebben tapgesprekken onvoldoende is gebleken. Uit de gesprekken is onvoldoende aannemelijk geworden dat zij betrekking hadden op een transactie die had plaatsgevonden/plaatsvond dan wel dat de desbetreffende transactie(s) in euro’s zou(den) hebben plaatsgevonden/plaatsvond(en).
Dat betreft de volgende in de (verbeterd gelezen) tenlastelegging opgenomen transacties:
I: op of omstreeks 6 september 2014, ter zake een geldbedrag van 1.205 euro en
Q: op of omstreeks 29 oktober 2014, ter zake een geldbedrag van 1.000 euro.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de onderdelen van feit 3 die hierop betrekking hebben.
Advertentie op een Iraanse website
Uit het onderzoek volgt dat op 23 januari 2014 op de website [website 2] een advertentie werd aangetroffen, die op 21 november 2009 was geplaatst, met onder meer de (vertaalde) tekst:
[tekst advertentie]
Verdachte staat ingeschreven op het adres [adres 2] te Den Haag en heet voluit [verdachte 1]Voorts heeft hij verklaard de gebruiker te zijn van telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat [website 1] zijn website is.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat de website verwijst naar de verdachte als aanbieder van de dienst van het wisselen van vreemd geld.
Transactie A: op of omstreeks 18 januari 2013, een geldbedrag van 59.900 euro
Op 15 augustus 2014 is de politie heimelijk binnengetreden in de woning gelegen aan de [adres 2] zijnde de woning van verdachte. Daar is administratie in beslag genomen, waaronder een papiertje met de volgende inhoud:
Den Haag 18-01-13
[inhoud papiertje]
- voorzien van een handtekening -
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat zij het papiertje had opgesteld en ondertekend. Zij vernam eind december 2012 dat zij zou delen in de erfenis van haar uit Iran afkomstige grootouder. Zij en haar twee zussen zouden het erfdeel van haar vader krijgen. Op enig moment kreeg zij via Facebook of WhatsApp te horen dat het geld bij verdachte lag. Zij is toen naar verdachte gegaan en heeft € 59.900 in contanten van hem uitbetaald gekregen. Op verzoek van verdachte heeft zij het papiertje opgesteld.Bij de rechter-commissaris heeft zij bevestigd dat het geld via haar familie naar Nederland was gekomen. [vader] is haar vader en [tante] is haar tante in Iran.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, kan worden bewezen dat verdachte omstreeks 18 januari 2013 in Den Haag aan [getuige]
€ 59.900,- heeft gegeven, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
Transactie C: op of omstreeks 23 mei 2014, een geldbedrag van 1.400 euro
Op 23 mei 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 2] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “A”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “R”):
R: Menner [betrokkene 1] , ik schaam me dood, ik moest u bellen...stort het op de rekening van [betrokkene 2] ..
A: Moet ik het op de rekening van [betrokkene 2] opstorten...
R: Ja, ja,ja,ja...
A: [betrokkene 3] ...stuur het snel op....
R: Nu op dit moment staat op haar rekening..
A: Want…ik…
R: Vertel tegen haar/hem om naar het kantoor te gaan en daar dat ontvangen.
A: Ik ben dankbaar...dus [van].... [betrokkene 15] krijgen...
R: Oke, oke, oke
A: [betrokkene 3] ...het is 1400 stuks [€]
R: 1400 stuks [€] oke...de provisie wordt hier betaald of daar?
A: Hier [betrokkene 3] ..
R: Oke...oke, dus u stoort de provisie op de rekening hier..
A: Ik ga de provisie op uw rekening opstorten..
R: Van welke naam u dat wil opstorten geeft het aan mij door
A: Ik geeft 600 van een rekening en 800 van de andere rekening
R: Schrijf het “terug lening” oke...
A: Moet ik terug lening schrijven?
R: Ja,...ja
[…]
Uit transactiegegevens van de rekening van [dochter verdachte] , de dochter van verdachte, volgt dat op 23 mei 2014 bedragen zijn gestort van € 830,- en € 625,-, dus in totaal
€ 1.455 euro.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze bewijsmiddelen, bewezen kan worden dat er ten gunste van verdachte op de rekening van zijn dochter twee geldbedragen zijn binnengekomen voor een Hawala-transactie van € 1.400,- .
Transactie F: op of omstreeks 9 juni 2014, een geldbedrag van 21.000 euro
Op 9 juni 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnnummer] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “H”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “R”):
[…]
H: Meneer [verdachte 1] ! ben u in de auto?... Blijkbaar
R: Ja…ja
H: Is iemand bij u? Ik wil een vraag aan u stellen.
R: Nee..nee, alstublieft,.. Ik ben in uw dienst.
H: Ik heb uw nummer van meneer [betrokkene 4] gekregen. Hij zei dat u stuurt valuta naar Iran.
R: Ja...ja
[…]
H: Doet u dat?
R: Ja dat doe ik sinds 10 a 12 jaar.
H: Mijn klant...lk wekte samen met iemand anders. Vanwege [een aantal] redenen nu hij is weg, het is niet gelukt en zal dat ook niet lukken, Meneer [betrokkene 4] zei dat u dat doet.
R: ja, ja
H: Ja, van mijn klanten met wie ik samen heb gewerkt, kreeg ik 3%. Helft van het provisie gaaf ik aan hun en de andere helft was van mij.
R: Ja...ja
H: Goed, nu. kan ik op deze manier met u ook werken of niet?
R: Hoe kreeg het u? Hoeveel procent kregen ze?
H: 3%
R: Ha..3%...1 ,5% was van u en 1,5% was van die andere partij.
H: Ja dat was voor de gene wie het deed. Aangezien dat ik vaste adres had brachten de klanten hun geld naar mijn. Ze vertrouwde mij. Ik was verantwoordelijk voor het lukken of het niet lukken [van die transacties]. Ik moest bellen, telefoneren en zulke taken waren mijn taak. Ja ik heb jaren dit werk gedaan en nu wilde ik wetten of ik met u kan samenwerken of niet.
R: Kijk. ..u .. ..[de zin niet wordt afgemaakt] Op dit soort werk wordt uw investering gehalveerd. Hele investering is van mij. Als ik dit doe dit [de zin niet wordt afgemaakt] Van de andere kant wat ik moet doen en naar mij komt is de investering/kapitaal van de zoon van mijn broer, meestal doen we dat voor de studenten wie in het buitenland verblijven, en diet door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn gebeurd, krijgen we ook 3% ...[ov] En dat wordt opgestuurd naar de vertegenwoordiger. Wat het wordt genoemd? ... In de verschillende steden, [zoals] Tabriz, Esfahan, Mashhad ezv. En dat wordt op hun rekeningen, zogenaamd kaar to kaart [fon.] op gestort
H: Nu, hoeveel wilt u aan mij geven?
R: U zegt helft en helft, dat kan ik niet, dit heeft geen nut voor mij meneer [betrokkene 5] .
H: Hoeveel? Als ik 1% krijg en u 2%, oke
R: Ja ..lk denk op deze manier lijkt me wel logisch...ja
H: Ja, Oke...als ik 1% krijg en u 2% Er is 10.000 stuks [geld]
R: Ja
H: Ik wil u nu aan mij de prijs geven.
R: U [wilt] dat ik u nu de prijs geven? Ik moet met Teheran contact nemen. Nu dat weet ik niet. Ik moet met Teheran contact nemen.
H: Goed, neem contact met Teheran.
R: Ik zal u erover berichten.
H: Nu zal ik op u telefoon wachten. Er zijn nog 5000 en nog de andere 6000
R: Als u die 10.000 geeft, wilt u dat nu het geld [op hun rekening] op gestort worden? Wilt u dat opsturen of dat hier brengen?
H: Kijk, het [geld] is hier. Dat is bij mij. Dat heeft aan mij gegeven.
R: Ja...ja...
[…]
R: Haj [betrokkene 5] (ng), Wilt de tegenpartij dat in Teheran ontvangen?
H: Ja,ja.
R: Als die wilt dat in Teheran ontvangen, [Hij/zij] kan naar het kantoor gaat en daar dat in euro krijgen. Waarom ze willen dat in Iraanse] Rial krijgen. Ze kunnen naar het kantoor gaan en daar zullen ze Euro een hun geven. U kunt dit aan uw klanten vertellen dat we in die groten steden kunnen hun Euro geven. Wie wilt gelde geven kan dat aan ons in euro geven, Ik houd niet dat ik moet zweren meneer
H: Oke, dit doe ik, dit doe ik.
R: In Teheran hebben we drie kantoren, een in [plaatsen kantoren] . Welk van die kantoren is voor hum...[zin niet wordt afgemaakt]
H: Dit doe ik. Oke, dit doe ik.
[…]
[betrokkene 5] heeft bij de politie verklaard de gebruiker te zijn van telefoonnummer [telefoonnnummer] . Hij heeft verklaard dat hij verdachte wel eens geld had gegeven voor zijn familie in Iran, dat verdachte voor hem zou overboeken naar Iran. Dat betrof een geldbedrag van € 10.000,- in juni van 2014. Hij had verdachte gebeld en gevraagd of hij geld voor hem in Iran kon uitbetalen. Na akkoord heeft verdachte het geldbedrag van € 10.000,- bij hem in Den Haag opgehaald. De zwager van [betrokkene 5] had hem op een gegeven moment gebeld om te zeggen dat hij het geld in Teheran (Iran) had ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze bewijsmiddelen, kan worden bewezen dat verdachte van [betrokkene 5] € 10.000,- heeft ontvangen omstreeks 9 juni 2014 voor een Hawala-transactie van € 10.000,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie G: op of omstreeks 17 juni 2014, een geldbedrag van 1.400 euro
Op 17 juni 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 3] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “H”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “R”):
H: Meneer! Ik heb het opgestuurd.
R: Oke, het is goed. Heel dank
H: Ik hoop dat nu dat [op uw rekening] staat.
R: Heeft u het adres en de naam...[zin wordt niet afgemaakt]
H: Meneer, ik heb 1442 stuks [€] opgestuurd. 42 op basis van 3 % [plus] 1400 heb ik opgestuurd. Het wordt [totaal] 1442 stuks [€]
R: Met de hoop in Allah. Stuur alstublieft slechts de gegevens van uw schoonzus per sms naar mij op. Ik zal dat naar Teheran opsturen.
K: Bij mijn uitleg [betalingskenmerk] heb ik het volgen in het Nederlands geschreven: Volgens de afspraak tussen ik, u en [betrokkene 6] . Ik moest dit schrijven.
R: Ik heb u verteld dat u moest “terug lening” schrijven om met belasting niet probleem te krijgen.
H: Ik denk dat het geen probleem zal worden. Niemand heet dat aan mij gevraagd. Ik het van de particulier rekening opgestuurd en bovendien de bank ziet mijn als een restaurant eigenaar. Daarom wordt het geen probleem.
R: Oke
[…]
Uit transactiegegevens van de en/of-rekening van verdachte en zijn echtgenote volgt dat op 17 juni 2014 een geldbedrag van € 1.442,- is gestort, komende van de bankrekening op naam van [betrokkene 7] .
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddelen, bewezen kan worden dat er op een bankrekening waarover verdachte de beschikking had, € 1.442,- is binnengekomen voor een Hawala-transactie van € 1.400,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie H: op of omstreeks 27 juni 2014, een geldbedrag van 1.300 euro
Op 26 juni 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 4] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “M”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “R”):
M: Meneer [betrokkene 8] heeft 1300 [geld] aan mij gegeven.
R: Oké, Oké. Vraag aan hem of wij dat op de eerdere rekening op storten.
M: [M vraagt die aan iemand in de achtergrond], Ja op de zelfde eerdere rekening.
R: Oké, Oké
M: Morgen moet hij zelf daar contact nemen.
R: Oké, Oké , Oké
[…]
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat een bekende van verdachte omstreeks 26 juni 2014 een geldbedrag van € 1.300,- in ontvangst heeft genomen voor verdachte voor een Hawala-transactie van € 1.300,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie I: op of omstreeks 6 september 2014, een geldbedrag van 5.000 euro
Op 6 september 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen een onbekend gebleven telefoonnummer (in het gesprek wordt de gebruiker aangeduid als: “ [betrokkene 9] ”, waarbij met “1” en “2” er achter onderscheid wordt gemaakt tussen twee gesprekspartners) en de huistelefoon van de verdachte (in het gesprek aangeduid als: “ [verdachte 1] ”):
[…]
[betrokkene 9] [1]: ik belde over meneer [betrokkene 9] en zijn vriend, hij wil met u spreken.
[verdachte 1] : wie is meneer [betrokkene 9] ?
[betrokkene 9] [1]: meneer [betrokkene 9] die gisteravond met u sprak. [er komt een stem uit achtergrond: ‘vorige keer’. en [betrokkene 9] reageerde tegen hem. Vertaler] vorige keer, ja. diegene die 5 stukken had gegeven.
DAL1RI: ja, gisteren had ook gebeld.
[betrokkene 9] [1]: ja, ik geef hoorn aan hem.
[betrokkene 9] [2]: dag [betrokkene 3] , goede morgen. [betrokkene 3] , ik heb gisteren met u gesproken, en mijn vriend [of vriendin. Vertaler] is ook hier. hij heeft 5 stukken meegenomen en hij betaalt ook 150 voor, eigenlijk voor de provisie, dat is in totaal 5150. en de test doet u dit.
[verdachte 1] : alleen, waar ik op moet storten. stuur mij per sms.
[betrokkene 9] [2]: zeker. ik zal direct uw telefoonnummer aan hen geven en ze zullen adres en bankrekening en telefoonnummer, dit is voor zijn [kan: haar. Vertaler] vader. die zullen wij sturen. en nu gaven wij het geld aan meneer [betrokkene 9] . Meneer [betrokkene 9] ! A.U.B. tel het. dan, doet u dit.
[verdachte 1] : oké. zeker.
[betrokkene 9] [2]: bedankt, [betrokkene 3] . wordt vandaag overgemaakt? klopt [betrokkene 3] ?
[verdachte 1] : ja, om, Indien jullie betaalt en rekeningnummer geeft, ja. het is over 2 of 3 minuten op hun rekening.
[betrokkene 9] [2]: 2 of 3 minuten, oké. dus [betrokkene 3] , ik zal nu uw telefoonnummer aan meneer [betrokkene 10] geven, dan zal ik per Viber of Whatsapp, alle u sturen. alle gegevens.
[verdachte 1] : oké.
[betrokkene 9] [2]: hartelijk dank [betrokkene 3] . Een moment totdat meneer [betrokkene 9] het geld telt, [uit achtergrond: ik zal bellen.] hij zei dat hij u belt.
[verdachte 1] : oké.
[…]
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat een bekende van verdachte omstreeks 6 september 2014 een geldbedrag van € 5.150,- in ontvangst heeft genomen voor verdachte voor een Hawala-transactie van € 5.000,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie J: op of omstreeks 11 september 2014, een geldbedrag van 2.002 euro
Op 11 september 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 5] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [betrokkene 11] ”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [verdachte 1] ”):
[…]
[betrokkene 11] : zeg, hij [of zij. Vertaler] heeft geld hier gebracht. het is € 2002.
[verdachte 1] : oké. indien jullie in Hoofddorp of Den Haag kwamen brengt het daar om mij te geven, met die rekening van [betrokkene 12] . totdat ik het kan berekenen.
[betrokkene 11] : mogelijk kom ik morgen naar Den Haag. vader begroet je.
[…]
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat een bekende van verdachte omstreeks 11 september 2014 een geldbedrag van € 2.002,- in ontvangst heeft genomen voor verdachte voor een Hawala-transactie van € 2.002,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie K: op of omstreeks 3 oktober 2014, een geldbedrag van 3.000 euro
Op 4 oktober 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 6] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [betrokkene 13] ”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [verdachte 1] ”):
[verdachte 1] : dag.
[betrokkene 13] : dag. wij zijn nu in Amersfoort. bij meneer [betrokkene 14] . ik wilde 3000 aan u geven. de provisie wil ik hier betalen.
[verdachte 1] : ja. ja.
[betrokkene 13] : hoeveel ik moet extra betalen?
[verdachte 1] : 90.
[betrokkene 13] : €90?
[verdachte 1] : ja.
[betrokkene 13] : geeft u mij een adres of iets in TEHERAN zodat ik kan [hij heeft zijn zin niet afgemaakt. Vertaler]
[verdachte 1] : ja. schrijf het telefoonnummer.
[betrokkene 13] : [tegen aanwezige persoon in zijn omgeving: lieve [betrokkene 5] ! heb je een pen?] sorry. een moment. [tegen andere persoon: ik heb een pen. meneer [betrokkene 5] ! schrijf hier.]. goed. zegt u maar.
[…]
[betrokkene 13] : o, sorry. mijn zoon gaat om te ontvangen.
[verdachte 1] : oké, hij kan ontvangen.
[…]
[betrokkene 13] : wanneer kan die jongen naar heen gaan?
[verdachte 1] : nu.
[betrokkene 13] : oké. ik zal geld hier overdragen.
[verdachte 1] : god helpe jullie.
[betrokkene 13] : tot ziens.
[…]
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat een bekende van verdachte op 4 oktober 2014 een geldbedrag van € 3.090,- in ontvangst heeft genomen voor verdachte voor een Hawala-transactie van € 3.000,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie M: op of omstreeks 15 oktober 2014, een geldbedrag van 1.940 euro
Op 15 oktober 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen een onbekend gebleven telefoonnummer (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [betrokkene 15] ”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [verdachte 1] ”):
[betrokkene 15] : oom! heeft [betrokkene 16] een Hawaleh? [geldtransactie. Vertaler]
[verdachte 1] : ja ja, o, 2000, vandaag, gisteren heeft [betrokkene 9] gezegd dat hij aan hem had gegeven, ik zeg altijd tegen [betrokkene 9] : [betrokkene 9] ! indien je iets krijgt, stuur mij per sms of Whasapp. gisteravond [kan: gisternacht. Vertaler] heeft hij mij gestuurd. Ik sliep toen, net heb ik bekeken. ik heb gezien dat hij had gestuurd. ik zeg hem dat hij mij thuis bericht stuurt. ik ben bang dat hij onderweg een probleem krijgt, hij heeft geschreven dat hij 2000 had gegeven en 50, en 60 is de provisie, en de test geef aan hem, dat betekent: 1900 en hoeveel is het?
[betrokkene 15] : 1940.
[verdachte 1] : 40 ja.
[betrokkene 15] : oké.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat een bekende van verdachte op 15 oktober 2014 een geldbedrag van € 2.000,- in ontvangst heeft genomen voor verdachte voor een Hawala-transactie van € 1.940,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie M: op of omstreeks 15 oktober 2014, een geldbedrag van 1.500 euro
Op 15 oktober 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 7] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [betrokkene 17] ”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [verdachte 1] ”):
[betrokkene 17] : [betrokkene 3] ! er wordt geregeld dat ze mij geld sturen, indien tussen 1 uur of 2 uur daar wordt bevestigd, hoe kan dit geld ontvangen?
[verdachte 1] : sorry, wie bent u?
[betrokkene 17] : ik ben [betrokkene 17] . eh, eerder had ik een ander nummer, dit is mijn nieuw nummer.
[verdachte 1] : u bent dus meneer [betrokkene 17] . Waar woont u lieve [betrokkene 17] ?
[betrokkene 17] : Ik woon in Almire.
[verdachte 1] : Almire! hoeveel is uw bedrag?
[betrokkene 17] : iets ongeveer 1500.
[verdachte 1] : oké. 1500. ik kan u zeggen dat u naar Amersfoort gaat. en daar uw geld krijgt, mijn zoon!
[betrokkene 17] : Amersfoort.
[verdachte 1] : Ja. daar ligt dichtbij jou. daar kun je krijgen.
[betrokkene 17] : maar eerst moet dit daar geregeld worden totdat ik dit kan krijgen?
[verdachte 1] : ja. indien ik een bericht krijg, zal ik het direct voor jou regelen.
[betrokkene 17] : oké. bedankt. tot ziens.
[verdachte 1] : tot ziens mijn zoon.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat omstreeks 15 oktober 2014 verdachte voor iemand regelde dat die persoon in Amersfoort
€ 1.500,- in ontvangst kon nemen ter zake een Hawala-transactie van € 1.500,- waarbij verdachte betrokken was.
Transactie P: op of omstreeks 25 oktober 2014, een geldbedrag van 1.750 euro
Op 25 oktober 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 8] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [betrokkene 10] ”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [verdachte 1] ”):
[verdachte 1] : dag.
[betrokkene 10] : dag [betrokkene 3] ! Ik ben [betrokkene 10] .
[verdachte 1] : dag meneer [betrokkene 10] .
[betrokkene 10] : [betrokkene 3] ! mijn broer heeft vandaag € 1750 ‘Hawaleh’ gemaakt. [geldtransactie. Vertaler]. ik kom daar om provisie te betalen. ik wilde vragen bent u daar of niet. hoe kan ik dit geld krijgen?
[verdachte 1] : [betrokkene 10] waar woon je?
[betrokkene 10] : ik ben in Hilverson bij [betrokkene 3] . dichtbij Amersfoort.
[verdachte 1] : oké, oké, laat ik bellen, hoeveel is jouw ‘Hawaleh’?
[betrokkene 10] : Het is netto 1750. ik moet hier de provisie betalen.
[verdachte 1] : ik zal bellen en vragen en regelen en jou informeren, oké?
[betrokkene 10] : bedankt, tot ziens.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat omstreeks 25 oktober 2014 de verdachte betrokken is geweest bij een Hawala-transactie van € 1.750,-.
Transactie R: op of omstreeks 31 oktober 2014, een geldbedrag van 11.500 euro
Op 31 oktober 2014 heeft het volgende getapte en vertaalde telefoongesprek plaatsgevonden tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 9] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [betrokkene 18] ” en “ [betrokkene 14] ”) en [telefoonnummer 1] (de gebruiker wordt in het gesprek aangeduid als: “ [verdachte 1] ”):
[verdachte 1] : dag.
[betrokkene 18] : ik ben bij uw vriend, ik heb 11500 aan hem [of: haar. Vertaler] gegeven.
[verdachte 1] : O, 11500? wil je dat de provisie daar afgenomen wordt?
[betrokkene 18] : nee, nee. [betrokkene 3] ! ik heb 11500 hen gegeven, ik heb het geld verkeerd geteld. daarom heb ik weinig meegenomen.
[verdachte 1] : oké. oké.
[betrokkene 18] : ik heb 11500 hen gegeven, ik moet ook 330 hen geven, klopt dat?
[verdachte 1] : ja. ja.
[betrokkene 18] : van die 330, [betrokkene 3] ! Ik zal 180 aan hen geven, stuur mij per sms uw bankrekening, ik zal vanavond 150 op uw rekening storten.
[verdachte 1] : oké. oké.
[betrokkene 18] : [betrokkene 3] ! spreek met hen.
[verdachte 1] : oké. oké.
[betrokkene 18] : [tegen andere persoon] spreek met hem.
[betrokkene 14] : dag [een woord is onverstaanbaar. Vertaler]
[verdachte 1] : dag meneer [betrokkene 3] . sorry voor mijn moeite!
[betrokkene 14] : het is mijn plicht.
[verdachte 1] : het is geen plicht. die man woont ver en het was hem moeilijk om tot Den Haag te komen. hij verzocht mij daarom zei ik dat hij naar Utrecht komt. daarom heb ik moeite aan u gegeven, neemt u mij niet kwalijk.
[betrokkene 14] : alsjeblieft, als hij vertelde ging ik naar Groningen. zo kon ik ook een bezoek doen.
[verdachte 1] : [lachend] bedankt. [betrokkene 3] ! tel goed dit bedrag. daarna zal hij de rest vanavond op mijn rekening storten.
[betrokkene 14] : oké.
[verdachte 1] : hij wil 11500 geven plus 180. telt u dit om te zien dat het klopt, bedankt.
[betrokkene 14] : oké.
[verdachte 1] : bedankt, tot ziens
[betrokkene 18] heeft bij de politie verklaard dat hij € 11.500,- aan verdachte heeft gegeven
– middels een man in Utrecht – om naar Iran over te maken. Ook had hij verdachte € 330,- betaald voor provisie. Het geldbedrag van € 11.500,- was ook aangekomen in Iran.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemd bewijsmiddel – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties –, bewezen kan worden dat een bekende van verdachte op 15 oktober 2014 een geldbedrag van € 11.830,- in ontvangst heeft genomen voor verdachte voor een Hawala-transactie van € 11.500,-.
Vergunningvereiste
Uit onderzoek bij De Nederlandse Bank is gebleken dat verdachte vóór november 2009 niet was ingeschreven in het Wgt register (Wet inzake de geldtransactiekantoren), dat hij na 1 november 2009 niet was ingeschreven als geldwisselkantoor in het Wgt register en dat hij voor het verrichten van betaaldiensten geen vergunning had verkregen of aangevraagd.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voornoemde bewijsmiddelen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend.
Uit het dossier volgt immers dat de personen die (indirect) geld aan hem gaven of geld van hem kregen wisten dat er een Hawala-transactie (van dan wel naar Iran) plaatsvond. Dit geldt evenzeer voor de personen die voor hem in Nederland geld in ontvangst namen of namens hem uitbetaalden. Zonder die handelingen hadden de Hawala-transacties, zoals hiervoor beschreven als situatie 1 en 2, niet plaatsgevonden en gelet op het aandeel van de andere betrokkenen – het geven, het in ontvangst nemen of uitbetalen van geld – is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte.
Gelet op de frequentie van de transacties, alsmede de omstandigheid er provisie werd gerekend voor de transacties, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van bedrijfsmatig handelen.
Opzet
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte opzet en zijn medeverdachten minst genomen het voorwaardelijk opzet gehad op het feit van zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener uitoefenen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het bedrijfsmatig doen van geldtransacties in Nederland exclusief is uitbesteed aan entiteiten die daar de benodigde vergunningen voor hebben verkregen van de Nederlandse Staat (zoals bankinstellingen of wisselkantoren). Daar gebleken is dat verdachte nooit een vergunning heeft aangevraagd wist hij dat hij handelde zonder vergunning en daarmee staat zijn opzet vast. De personen die het geld gaven, het in ontvangst namen of uitbetaalden wisten dat zij met een privépersoon te maken hadden die de Hawala-transacties regelde en niet met een bekend of erkend (bank)bedrijf dat zich bezighield met geldtransacties. Naar het oordeel van de rechtbank hebben zij al om die reden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener werd uitgeoefend.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het feit onder 3 ter zake van 12 geldtransacties wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.