ECLI:NL:RBDHA:2018:5273
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van UWV over werkloosheidsuitkering na ontslag wegens plichtsverzuim
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk (eiser) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) (verweerder) over de rechtmatigheid van de weigering van een WW-uitkering aan een werknemer. De werknemer was op 1 oktober 2000 in dienst van de gemeente Rijswijk en werd op 25 april 2017 werkloos. De Uwv had de WW-uitkering geweigerd op basis van verwijtbare werkloosheid, omdat de werknemer zich schuldig zou hebben gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Eiser stelde dat de Uwv niet voortvarend had gehandeld en dat er geen sprake was van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank oordeelde dat de Uwv de hoorplicht had geschonden, maar dat eiser niet benadeeld was door deze schending. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de werknemer weliswaar een objectief dringende reden voor ontslag opleverden, maar dat er geen subjectieve dringende reden was, omdat de werkgever niet met voldoende voortvarendheid had gehandeld. Hierdoor was er geen sprake van verwijtbare werkloosheid en werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank veroordeelde de Uwv tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.