ECLI:NL:RBDHA:2018:5149
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking en terugvordering van bijstand ingevolge de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet. Eiser, die sinds 12 april 2002 bijstand ontving, werd geconfronteerd met een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, dat zijn recht op bijstand over de periode van 12 april 2005 tot en met 29 juli 2016 introk en een bedrag van € 153.460,63 terugvorderde. Dit besluit volgde op een onderzoek waaruit bleek dat eiser zich had beziggehouden met de verkoop van goederen via internet, zonder dit te melden aan de gemeente, wat in strijd was met de inlichtingenverplichting van artikel 17 van de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Participatiewet (Pw).
Eiser betwistte de schending van de inlichtingenverplichting en stelde dat hij geen internethandel had gedreven. De rechtbank oordeelde echter dat de gemeente voldoende bewijs had verzameld dat eiser goederen had verhandeld via Marktplaats.nl en Speurders.nl. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had voldaan aan zijn verplichtingen om de gemeente op de hoogte te stellen van zijn activiteiten, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking en terugvordering van de bijstand. Eiser had geen dringende redenen aangevoerd om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2018. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.