ECLI:NL:RBDHA:2018:500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
C-09-523816-HA ZA 16-1413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkrechten door gebruik van domeinnamen in de context van intellectueel eigendomsrecht

Op 24 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen WCR Benelux B.V. (eiseres) en Technical Component Company B.V. (gedaagde) over inbreuk op merkrechten. WCR, gespecialiseerd in warmtetechniek, heeft een exclusieve licentie van Alfa Laval voor het gebruik van de WCR-merken in de Benelux. TCC had verschillende domeinnamen geregistreerd die de naam 'WCR' bevatten en gebruikte deze om door te linken naar haar eigen website. WCR vorderde dat de rechtbank TCC zou veroordelen tot het staken van deze inbreuk en de overdracht van de domeinnamen aan WCR.

De rechtbank oordeelde dat TCC inbreuk maakte op de WCR-merken in de zin van artikel 9 lid 2 aanhef en onder b van de UMVo, omdat het gebruik van de domeinnamen verwarring kon veroorzaken bij het publiek. De rechtbank wees de vorderingen van WCR grotendeels toe, inclusief de vordering tot overdracht van de domeinnamen en het staken van de inbreuk. TCC werd ook veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor elke overtreding van het vonnis. De rechtbank oordeelde dat WCR onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde schadevergoeding van € 120.000,-, maar dat er wel sprake was van mogelijke schade door het onrechtmatig handelen van TCC, wat leidde tot een verwijzing naar een schadestaatprocedure.

De proceskosten werden toegewezen aan WCR, waarbij de rechtbank de kosten begrootte op € 9.168,40. Dit vonnis benadrukt de bescherming van merkrechten in het kader van domeinnaamregistratie en het gebruik daarvan in het economisch verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/523816 / HA ZA 16-1413
Vonnis van 24 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap
WCR BENELUX B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
eiseres,
advocaat mr. N.D.R. Nefkens te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap
TECHNICAL COMPONENT COMPANY B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
gedaagde,
advocaat mr. J. van de Graaf te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna WCR en TCC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 december 2016;
  • de akte overlegging producties namens WCR van 21 december 2016 met producties 1 t/m 14;
  • de conclusie van antwoord van 1 maart 2017 met producties 1 t/m 14;
  • het tussenvonnis van 29 maart 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de akte overlegging producties van WCR ingekomen op 9 augustus 2017 met producties 15 t/m 20;
  • de akte overlegging producties van TCC ingekomen op 14 augustus 2017 met producties 15 t/m 18;
  • het proces-verbaal van de op 5 september 2017 gehouden comparitie van partijen en de daarin (verder) genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt; de brief van WCR van 19 september 2017 en de brief van TCC van 21 september 2017 zijn aan het proces-verbaal gehecht en maken onderdeel uit van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
WCR is een onderneming gespecialiseerd in het leveren van producten en diensten op het gebied van warmtetechniek, waaronder (plaat)warmtewisselaars. WCR is actief in de Benelux. WCR behoort tot een internationaal concern, geleid door het Amerikaanse bedrijf WCR Inc. De Zweedse onderneming Alfa Laval Corporate A.B. (hierna: Alfa Laval) is de eigenaar van WCR Inc.
2.2.
Alfa Laval is rechthebbende met betrekking tot de volgende merken (hierna: de WCR-merken), die zij aan WCR Inc. in licentie heeft gegeven:
2.2.1.
het hierna weergegeven Uniebeeldmerk, ingeschreven op 21 juli 2009 onder nummer 007308737, voor onder meer aan warmtewisselaars verbonden (zakelijke en onderhouds)diensten in klassen 35 en 37:
2.2.2.
het hierna weergegeven internationale beeldmerk, met gelding in de Europese Unie, ingeschreven op 2 juli 2009 onder nummer 1017592, voor onder meer warmtewisselaars en daaraan verbonden (onderhouds)diensten in klassen 11 en 37:
2.3.
WCR heeft van WCR Inc. een exclusieve (sub)licentie verkregen om producten, waaronder warmtewisselaars, met de WCR-merken in de Benelux te distribueren en verhandelen. Alfa Laval heeft WCR gemachtigd om in eigen naam namens Alfa Laval de WCR-merken jegens TCC te handhaven en schadevergoeding te vorderen.
2.4.
WCR is houdster van de domeinnaam www.wcr.nl. De domeinnaam www.wcrbenelux.nl is geregistreerd op naam van Flowcomm Nederland B.V. (Flowcomm), waarvan de directeur van WCR, de heer [A], indirect bestuurder is. WCR heeft van Flowcomm een exclusief gebruiksrecht verkregen voor de domeinnaam www.wcrbenelux.nl die doorlinkt naar www.wcr.nl.
2.5.
TCC houdt zich bezig met de verkoop van en het leveren van onderhoudsdiensten voor warmtewisselaars.
2.6.
TCC heeft op 12 september 2013 de domeinnaam www.wcrbenelux.com en op 9 december 2015 de domeinnamen www.wcr-benelux.com, www.wcrbenelux.eu, www.wcr-benelux.eu, www.wcr-benelux.nl, www.wcrbenelux.de, www.wcr-benelux.de (hierna
samen: de Domeinnamen) geregistreerd en naar haar eigen website (www.tcc-nl) doorgelinkt.
2.7.
Op 9 december 2015 is WCR er door een klant, FrieslandCampina, op geattendeerd dat TCC de domeinnaam www.wcrbenelux.com gebruikte om door te linken naar (de onderhoudspagina van) haar eigen website. Per e-mail van 9 december 2015van de zijde van WCR een e-mailbericht aan TCC met onder meer de volgende tekst:
Overleg tussen partijen heeft er op dat moment niet toe geleid dat TCC het gebruik van genoemde domeinnaam staakte.
2.8.
Bij brief van 24 augustus 2016 heeft de advocaat van WCR TCC gesommeerd om het gebruik van de domeinnaam www.wcrbenelux.com te staken en gestaakt te houden en haar verzocht een onthoudingsverklaring te ondertekenen. De advocaat van TCC heeft in antwoord daarop op 26 augustus 2016, voor zover hier van belang, bericht dat het doorlinken is gestopt. TCC heeft de onthoudingsverklaring niet ondertekend geretourneerd.
2.9.
In een proces-verbaal van 29 augustus 2016 van een door WCR ingeschakelde deurwaarder is onder meer te lezen dat de deurwaarder op 29 augustus 2016 heeft geconstateerd dat de domeinnaam www.wcrbenelux.com doorlinkt naar een pagina over onderhoud van warmtewisselaars op de website van TCC. Bij het intikken van www.wcr-benelux.com, www.wcrbenelux.eu, www.wcr-benbelux.eu en www.wcr-benelux.nl in de adresbalk van de internetbrowser constateerde de deurwaarder dat steeds een pagina verschijnt op de website van TCC waarop onder meer tweemaal de bedrijfsnaam en het bedrijfslogo van TCC zichtbaar is en bedrijfsinformatie over TCC is vermeld.
2.10.
De advocaat van WCR heeft TCC bij brief van 6 september 2016 verzocht door middel van een ondertekende onthoudingsverklaring te bevestigen dat TCC de naam WCR of WCR Benelux niet langer gebruikt. Op 7 september 2016 heeft de advocaat van TCC geantwoord dat TCC het doorlinken vanaf de Domeinnamen heeft gestaakt en bewijs gestuurd dat dit in elk geval op 6 september 2016 is doorgevoerd. TCC heeft de onthoudingsverklaring niet ondertekend geretourneerd.
2.11.
Bij het intypen van (een van) de Domeinnamen verschijnt thans het volgende scherm:

3.Het geschil

3.1.
WCR vordert, samengevat, dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) voor recht verklaart dat TCC inbreuk maakt op de WCR-merken en op de handelsnamen WCR en WCR Benelux en jegens WCR en Alfa Laval onrechtmatig heeft gehandeld;
  • ii) TCC veroordeelt om de hiervoor bedoelde inbreuken en het onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden;
  • iii) TCC gebiedt
a. opgave te doen van alle door haar geregistreerde domeinnamen met daarin de woorden “WCR (Benelux)” en
b. al deze domeinnamen om niet over te dragen aan WCR dan wel Alfa Laval;
  • iv) TCC gebiedt opgave te doen van elk ander gebruik van de WCR-merken en de handelsnaam WCR en WCR Benelux, zoals als AdWord of metatag;
  • v) TCC veroordeelt tot betaling van € 120.000,-, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, aan schadevergoeding,
een en ander met veroordeling van TCC in de proceskosten op de voet van art. 1019h Rv [1] en de nakosten en voor wat betreft de vorderingen (ii)-(iv) op straffe van direct opeisbare dwangsommen.
3.2.
WCR legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. WCR voert “WCR” en “WCR Benelux” als handelsnamen, is houdster van de domeinnaam wcr.nl, heeft een exclusief gebruiksrecht voor de domeinnaam wcrbenelux.nl en is gerechtigd om de WCR-merken in de Benelux te gebruiken en jegens TCC te handhaven. TCC is een concurrent van WCR. De door TCC gebruikte Domeinnamen, die uitsluitend bestaan uit een combinatie van de woorden “WCR” en “Benelux”, stemmen overeen met de WCR-merken. TCC maakt met het (geregistreerd) houden alsook met het doorlinken naar haar eigen website van de Domeinnamen inbreuk op de WCR-merken in de zin van art. 9 lid 2 aanhef en onder c UMVo [2] . Voorts stelt WCR dat TCC inbreuk maakt op de handelsnamen van WCR en/of ten onrechte een handelsnaam voert die de WCR-merken bevat. Dit is in strijd met art. 5 dan wel art.5a Hw. [3] Het gebruik van de Domeinnamen moet worden aangemerkt als handelsnaamgebruik. Blijkens haar mededeling ter zitting, moet de handelsnaamrechtelijke grondslag als subsidiair worden aangemerkt. Tot slot voert WCR aan dat TCC onrechtmatig jegens WCR en Alfa Laval handelt omdat zij weigert de Domeinnamen over te dragen aan WCR. WCR lijdt schade door het handelen van TCC.
3.3.
TCC voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van WCR in de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

bevoegdheid

4.1.
Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op inbreuken op de WCR-merken is de rechtbank internationaal (en relatief) bevoegd daarvan kennis te nemen nu TCC is gevestigd in Nederland (thans artt. 123 lid 1, 124 onder a en 125 lid 1 UMVo [4] en art. 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk). De bevoegdheid strekt zich uit tot de gehele Europese Unie (art. 126 lid 1 UMVo). Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op de Hw en onrechtmatige daad is de rechtbank bevoegd reeds omdat TCC de bevoegdheid niet heeft bestreden. Die bevoegdheid is beperkt tot Nederland.
ontvankelijkheid
4.2.
Het meest vergaande verweer van TCC is dat WCR in haar vorderingen niet-ontvankelijk is. TCC voert daartoe het volgende aan. WCR heeft drie exploten van dagvaarding uitgebracht, respectievelijk op 23 november 2016 waarbij TCC is gedagvaard tegen de zitting van 7 december 2016 (dagvaarding 1), op 9 december 2016 waarbij TCC is gedagvaard tegen de zitting van 21 december 2016 (dagvaarding 2) en op 13 december 2016 waarbij TCC is gedagvaard tegen de zitting van 21 december 2016 (dagvaarding 3). Omdat WCR dagvaarding 1 niet ter griffie heeft ingediend en niet tijdig een herstelexploot heeft uitgebracht ten aanzien van deze dagvaarding is de aanhangigheid van het geding gelet op artikel 125 lid 5 Rv van rechtswege vervallen. Niet relevant is dat dagvaarding 3 wel tijdig ter griffie is ingediend.
4.3.
Dit verweer wordt verworpen. In de uitspraak waarop TCC zich ter ondersteuning van haar betoog beroept [5] , leidde een niet tijdig ter griffie ingediende dagvaarding die werd gevolgd door een niet geldig uitgebracht herstelexploot tot niet-ontvankelijkheid. De feiten die aan dat geval ten grondslag lagen, doen zich hier niet voor. WCR heeft dagvaardingen 1 en 2 niet ter griffie ingediend en ook geen herstelexploten uitgebracht. Dat heeft enkel tot gevolg dat de aanhangigheid van die gedingen overeenkomstig art. 125 lid 5 Rv is komen te vervallen. Artikel 125 lid 5 Rv houdt in dat ter herstel van het niet (tijdig) indienen van een exploot van dagvaarding ter griffie, binnen twee weken een (geldig) herstelexploot wordt uitgebracht. Artikel 125 Rv belet niet dat – al dan niet ter herstel van fouten in een eerder exploot van dagvaarding - een nieuwe dagvaarding wordt uitgebracht, zoals WCR heeft gedaan. De aanhangigheid van het met dagvaarding 3 ingeleide geding moet zelfstandig worden beoordeeld. WCR heeft dagvaarding 3 tijdig ter griffie ingediend. Dat betekent dat WCR, die het onderhavige geschil heeft ingeleid met dagvaarding 3, in haar vorderingen kan worden ontvangen.
inbreuk op de WCR-merken
4.4.
Het merkenrechtelijke debat tussen partijen heeft zich wegens de door WCR gekozen grondslagen grotendeels toegespitst op (inbreuk op) art. 9 lid 2 aanhef en onder c UMVo (hierna: de sub c grondslag). De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van WCR dat TCC met de enkele registratie van de Domeinnamen reeds inbreuk heeft gemaakt op de WCR-merken, omdat die registratie kwalificeert als gebruik anders dan ter onderscheiding van waren of diensten. Wat daar ook van zij, WCR doelt daarmee kennelijk op de bescherming bedoeld in art. 2:20 lid 1 aanhef en onder d BVIE [6] (hierna: de sub d grondslag). Anders dan in de dagvaarding wordt gesteld, kan WCR echter geen beroep doen op een Benelux merk, maar slechts op de WCR-merken, waarop de UMVo van toepassing is en waarvan de beschermingsomvang zich niet uitstrekt tot ander gebruik dan voor waren en diensten; de UMVo kent niet de sub d-grondslag. Voor zover WCR bedoelt aan te voeren dat de sub c grondslag dergelijk gebruik omvat, berust dit op een onjuiste lezing van die grondslag.
4.5.
Ter beantwoording ligt voor de vraag of het door TCC koppelen aan of doorlinken naar (de onderhoudspagina van) haar eigen website van de Domeinnamen, merkinbreuk vormt in de zin van de sub c grondslag, zoals WCR aanvoert, stellende dat WCR een algemeen bekend merk is. Nog daargelaten of aan de overige voorwaarden van de sub c grondslag is voldaan, heeft WCR haar stelling dat WCR een bekend merk is in de zin van de sub c grondslag, onvoldoende onderbouwd, zoals TCC terecht heeft betoogd. Het beroep van WCR op de sub c grondslag slaagt reeds daarom niet.
4.6.
Gelet op de door WCR ontwikkelde stellingen ziet de rechtbank aanleiding om tevens te beoordelen of sprake is van inbreuk als bedoeld in art. 9 lid 2 aanhef en onder b UMVo (hierna: de sub b grondslag). Die vraag moet bevestigend worden beantwoord. Daartoe is het volgende redengevend. Van inbreuk in de zin van de sub b grondslag is sprake als een teken in het economisch verkeer wordt gebruikt met betrekking tot waren of diensten die gelijk zijn aan of overeenstemmen met de waren of diensten waarvoor het Uniemerk is ingeschreven en het teken zodanig overeenstemt met het merk dat daardoor bij het in aanmerking komende publiek (directe of indirecte) verwarring kan ontstaan. Het verwarringsgevaar dient globaal te worden beoordeeld volgens de indruk die het teken bij de gemiddelde consument van de betrokken waren of diensten achterlaat, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder de mate van overeenstemming tussen het merk en het teken, de soortgelijkheid van waren of diensten die onder het merk en het teken worden aangeboden en de onderscheidende kracht van het merk.
4.7.
Door de Domeinnamen te gebruiken om door te linken naar (de onderhoudspagina van) haar eigen website, gebruikt TCC deze voor haar eigen onderhoudsdiensten ten aanzien van warmtewisselaars. Door dit gebruik is een verband ontstaan tussen de tekens (de Domeinnamen) en de aangeboden waren en/of diensten op de onder dat teken gehouden en gepresenteerde website, zodat sprake is van gebruik ter onderscheiding van waren en diensten in het economisch verkeer. De Domeinnamen worden door TCC gebruikt voor waren en diensten die gelijk zijn aan of overeenstemmen met die waarvoor de WCR-merken zijn ingeschreven, te weten (onderhoud van) warmtewisselaars. De door TCC als domeinnamen gebruikte tekens stemmen in grote mate overeen met de WCR-merken. De lettercombinatie “WCR” vormt het meest kenmerkende aspect van de WCR-beeldmerken en van de Domeinnamen. Het onderdeel Benelux en de domeinnaamextensie zijn slechts beschrijvend van aard. TCC betwist dat de WCR-merken onderscheidende kracht hebben. Dit verweer heeft zij echter niet, althans niet voldoende, toegelicht. Gesteld noch gebleken is dat de lettercombinatie “WCR” beschrijvend is voor de waren en diensten die onder de WCR-merken worden aangeboden, zodat de WCR-merken naar het oordeel van de rechtbank een normaal onderscheidend vermogen hebben. TCC heeft derhalve diensten aangeboden onder met de WCR-merken overeenstemmende tekens voor diensten die overeenstemmen met de diensten waarvoor de WCR-merken zijn ingeschreven.
4.8.
Het verweer van TCC dat het gebruik van de Domeinnamen – het doorlinken – niet tot verwarring kan leiden, faalt. Naar WCR onbetwist heeft aangevoerd, is door dit gebruik daadwerkelijk verwarring ontstaan bij een van haar klanten, en wel bij FrieslandCampina. Of al dan niet sprake is geweest van concrete verwarring in andere gevallen – partijen verschillen daarover van mening – kan voor de vaststelling van de inbreuk in het midden blijven. Immers, voldoende is dat verwarring
kanoptreden en dat staat gelet op het voorgaande vast. Het betoog van TCC dat zij niet de bedoeling had om inbreuk te maken, maar dat de registratie van de domeinnamen slechts plagerij was, kan haar niet baten.
4.9.
Een en ander leidt tot de slotsom dat TCC inbreuk op de WCR-merken heeft gemaakt in de zin van art. 9 lid 2 aanhef en onder b UMVo. Het door WCR gevorderde verbod (zie 3.1 vordering (ii)), zal dan ook worden toegewezen, maar zal ter voorkoming van executieproblemen worden beperkt tot de handelingen zoals in het dictum verwoord. Nu TCC op dit moment niet meer doorlinkt vanaf de Domeinnamen, voorziet de rechtbank geen executieproblemen bij de gevorderde directe ingang van het verbod. Niet valt in te zien dat WCR naast het toe te wijzen verbod nog belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht (zie 3.1. onder (i)). Deze vordering wordt dan ook afgewezen. De vordering tot opgave van alle door TCC geregistreerde domeinnamen waarin de lettercombinatie “WCR” voorkomt (zie 3.1.vordering (iii) aanhef en onder (a)), is wel toewijsbaar. TCC heeft ter zitting weliswaar aangevoerd dat zij geen andere domeinnamen dan de reeds genoemde geeft geregistreerd, maar dit wordt door WCR betwist. Wanneer geen andere namen geregistreerd zijn, blijft de opgave beperkt tot de Domeinnamen.
4.10.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de subsidiaire, handelsnaamrechtelijke, grondslag.
overdracht van de Domeinnamen
4.11.
Niet in geschil is dat TCC het doorlinken van de Domeinnamen naar haar eigen website met ingang van 6 september 2016 heeft gestaakt en dat sinds die tijd de Domeinnamen niet gekoppeld zijn aan een website. WCR stoelt haar vordering tot overdracht van domeinnamen die de lettercombinatie “WCR” bevatten, (zie 3.1.vordering (iii) aanhef en onder (b)), op onrechtmatig daad. Zij voert daartoe onder meer aan dat TCC weigert om de Domeinnamen (tegen een redelijke vergoeding) over te dragen, terwijl TCC zelf niet (langer) voornemens is om de Domeinnamen te gebruiken, maar enkel de bedoeling heeft om WCR te mogelijkheid te ontnemen om de Domeinnamen te gebruiken. Zij lijdt daardoor schade en TCC handelt hiermee onrechtmatig jegens haar. TCC betwist dat het niet-overdragen van de Domeinnamen onrechtmatig is. Zij brengt hier onder meer tegenin dat het enkel registeren van een domeinnaam met het commerciële doel om deze voor een marktconforme prijs te verkopen, hetgeen haar bedoeling is, niet onrechtmatig is. Het staat iedereen vrij om een Domeinnaam die beschikbaar is te registreren.
4.12.
De vordering tot overdracht van de Domeinnamen en mogelijke andere door TCC geregistreerde domeinen met daarin de lettercombinatie “WCR” , zal worden toegewezen. Het registreren en geregistreerd houden van een beschikbare domeinnaam zonder dat daaraan een website is gekoppeld, kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn. Vaststaat dat het onderscheidende bestanddeel van de domeinnamen, ‘wcr’, overeenkomt met de handelsnamen van WCR en met de WCR-merken. WCR heeft er belang bij om die domeinnamen te kunnen registreren en door te linken naar haar eigen website en om te voorkomen dat deze aan derden wordt verkocht en/of naar websites van derden wordt doorgelinkt. De rechtbank volgt WCR ook in haar betoog dat zij mogelijk schade ondervindt van de huidig situatie. Dit kan onder meer het geval zijn nu bij potentiële afnemers van WCR, die (een van) de Domeinnamen intikken en terecht komen op een inactieve website (vgl. 2.11), de indruk kan ontstaan dat WCR niet meer bestaat. Voorts is niet gebleken dat TCC een valide reden heeft om de domeinnamen niet aan WCR over te dragen. De door TCC gestelde commerciële rechtvaardiging (de Domeinnamen aan derden verkopen) stuit af op het feit dat het aan die domeinnamen koppelen van een website inbreukmakend is geoordeeld, nog daargelaten dat die gestelde bedoeling moeilijk te rijmen is met haar uitlating dat de registraties enkel pesterijtjes waren, en derhalve alleen lijken te zijn gedaan met de bedoeling om WCR dwars te zitten. De weigering van TCC om over te dragen is onder deze omstandigheden in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.13.
De door WCR gevorderde overdracht van de Domeinnamen zal verder worden toegewezen
om niet,zoals gevorderd, nu TCC daartegen niet gemotiveerd is opgekomen. WCR vordert dat de Domeinnamen worden overgedragen aan haarzelf, dan wel aan Alfa Laval. Ter voorkoming van executieproblemen zal worden bepaald dat overdracht moet plaatsvinden aan WCR, nu Alfa Laval haar gemachtigd heeft om haar rechten op de WCR-merken in deze procedure zelfstandig te handhaven.
opgave van ander gebruik
4.14.
WCR heeft geen grondslag aangevoerd voor de vordering tot het doen van opgave van elk ander gebruik van de WCR-merken, zoals het gebruik als Adword en metatag (zie 3.1 vordering (iv)). Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
dwangsom
4.15.
De toe te wijzen vorderingen, zoals hiervoor besproken, zullen worden verstrekt met een dwangsom. TCC voert enkel verweer tegen de hoogte van de gevorderde dwangsom voor versterking van de opgave. Zij brengt naar voren dat de gevorderde hoogte buiten alle proporties is en dat een dwangsom van € 1.000,- per overtreding voldoende is. In aanmerking genomen dat de dwangsom een voldoende prikkel tot nakoming moet inhouden, zal de hoogte van de dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd tot de in het dictum bepaalde bedragen.
schadevergoeding
4.16.
WCR vordert betaling van € 120.000,- aan schade in de vorm van, voornamelijk, gederfde inkomsten (zie 3.1 vordering (v)). TCC betwist dat WCR schade heeft geleden. De rechtbank overweegt als volgt. WCR heeft de begroting van haar schade gestoeld op theoretische, niet met stukken onderbouwde, aannamen extrapolerend vanuit haar – door TCC betwiste – standpunt dat ten minste drie van haar klanten door het doorlinken van de domeinnamen naar de website van TCC in verwarring zijn gebracht. Nog daargelaten of geëxtrapoleerd mag worden (TCC betwist dit), kan uit het betoog van WCR niet worden afgeleid dat de (gestelde) verwarring bij die klanten ook tot de gestelde schade heeft geleid. WCR heeft verklaringen van twee van haar klanten in het geding gebracht. Ook daaruit kan de door WCR gestelde schade niet worden afgeleid. Uit de e-mailberichten van 16 februari 2017 en van 7 maart 2017 van FrieslandCampina over de gebeurtenissen bij FrieslandCampina (vgl. 2.7) volgt dat de medewerkers van TCC de onderhoudswerkzaamheden bij FrieslandCampina snel na aanvang hebben onderbroken en dat medewerkers van WCR de werkzaamheden hebben afgerond. In de e-mail van 16 februari 2017 staat dat FrieslandCampina nooit een factuur TCC heeft ontvangen voor de deels uitgevoerde werkzaamheden. In een e-mail van 28 februari 2017 van een medewerker van een andere klant, AEB, staat niet meer dan dat hij door het doorlinken in verwarring is gebracht, terwijl hij tot uitdrukking brengt dat een en ander geen financiële consequenties heeft gehad. Uit deze e-mail kan dus ook niet worden afgeleid dat WCR schade heeft geleden. Ten slotte is niet gesteld of gebleken dat klanten van WCR vanwege de verwarring hun commerciële relatie met WCR hebben beëindigd. Namens WCR is ter zitting juist naar voren gebracht dat AEB naar aanleiding van de verwarring de contacten met TCC wil beëindigen en het onderhoud van haar warmtewisselaars volledig bij WCR wil onderbrengen. WCR stelt zich verder op het standpunt dat zij schade lijdt, omdat de Domeinnamen na 6 september 2016 uitkomen op een in 2.11 weergegeven pagina. Zij heeft ook die schade echter niet concreet gemaakt.
4.17.
Een en ander leidt tot de slotsom dat WCR haar vordering tot betaling van € 120.000,- aan schade, mede gelet op de betwisting door TCC, onvoldoende heeft toegelicht. Anderzijds acht de rechtbank de mogelijkheid dat WCR door het onrechtmatig handelen van TCC schade heeft geleden aannemelijk. Dit is, naast hetgeen in 4.12 is overwogen omtrent mogelijk schade door het niet-overdragen van de Domeinnamen, reeds het geval omdat bezoekers vanaf de domeinnaam www.wcrbenelux.com gedurende drie jaar zijn doorgelinkt naar de (onderhoudspagina van de) website van TCC en vanaf de andere Domeinnamen gedurende een jaar. Gelet op het vastgestelde verwarringsgevaar is het aannemelijk dat (potentiële) klanten van WCR onbedoeld bij TCC terecht zijn gekomen. TCC is voor die mogelijke schade aansprakelijk, tot betaling waarvan zij dan ook zal worden veroordeeld. Omdat de omvang van de schade in deze procedure niet kan worden vastgesteld, zal de rechtbank verwijzen naar een schadestaatprocedure.
proceskosten
4.18.
TCC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. WCR vordert de werkelijke kosten van deze procedure op grond van art. 1019h Rv. Zij heeft op 5 september 2017 een totaalbedrag van € 23.195,- opgegeven, inclusief verschotten, waaronder een bedrag van € 3.903 aan griffierecht en (2 x € 250,- =) € 500,- aan deurwaarderskosten. Na aftrek van voornoemde verschotten komt het totaal bedrag aan proceskosten op € 18.792,-). TCC betwist de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde proceskosten.
4.19.
Op het gedeelte van de procedure dat betrekking heeft op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten is art. 1019h Rv van toepassing. WCR stelt dat de procedure volledig ziet op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Die stelling wordt verworpen. WCR heeft haar vorderingen uitdrukkelijk mede gegrond op onrechtmatige daad. De rechtbank rekent 80% van de kosten toe aan de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (hierna: het IE-deel). Daarmee komen de gevorderde proceskosten voor het IE-deel, na aftrek van de verschotten, op € 15.033,60 (80% van € 18.792,-). De rechtbank begroot de kosten voor het IE-deel op een bedrag van € 8.000,- conform de in dit geval geldende Indicatietarieven in IE-zaken, nu het gaat om een eenvoudige bodemprocedure waarbij de gestelde inbreuken overzichtelijk zijn en de gewisselde gedingstukken bovendien beperkt in omvang. Het gevorderde bedrag ligt daar ruimschoots boven. De omstandigheden van dit geval zijn onvoldoende aanleiding om van het Indicatietarief af te wijken en een aanzienlijke overschrijding van genoemd bedrag als redelijk en evenredig aan te merken. Reeds gelet op dat wat in 4.16 is overwogen ten aanzien van de onderbouwing van de hoogte van de beweerdelijk door WCR geleden schade, kan WCR niet worden gevolgd in haar betoog dat zij vanwege de schadeberekening veel tijd heeft moeten besteden aan het opstellen van de dagvaarding. WCR heeft evenmin voldoende toegelicht waarom het niet eenvoudig is geweest een volmacht van Alfa Laval te verkrijgen.
4.20.
Voor de overige 20%, het niet-IE-deel, zal het liquidatietarief worden toegepast. Voor de hoogte van het liquidatietarief wordt, eveneens gelet op hetgeen in 4.16 is overwogen, tarief II (onbepaalde waarde) als uitgangspunt genomen. Een substantieel deel van het griffierecht, te weten € 3.000,-, wordt voorts voor rekening van WCR gelaten. De hoogte van het griffierecht is door het gevorderde schadebedrag meer dan € 3.000,- hoger dan bij een zaak van onbepaalde waarde, terwijl de hoogte van de schade door WCR onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank acht het in die omstandigheden niet redelijk om die verhoogde verschotten volledig voor rekening te brengen van TCC, die zelf ook reeds het hoge griffierecht heeft betaald.
4.21.
Het voorgaande leidt ertoe dat de proceskosten aan de zijde van WCR tot op heden worden begroot op - € 8.000,- vermeerderd met € 180,80 (20% × 2,0 punten × € 452,-) aan salaris advocaat, € 903,- aan griffierecht en € 84,60 aan explootkosten, dus in totaal op € 9.168,40. De gevorderde nakosten worden afgewezen omdat de kostenveroordeling ook voor deze kosten een executoriale titel oplevert. [7]

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt TCC om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis de inbreuk op de WCR-merken (als bedoeld onder 2.2) door het gebruik van domeinnamen waarin de lettercombinatie “WCR” voorkomt, in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden, waaronder begrepen het doorlinken van bedoelde domeinnamen naar de website van TCC,
5.2.
beveelt TCC om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een met schriftelijk bewijs onderbouwde opgave te doen van alle door haar geregistreerde domeinnamen waarin de lettercombinatie “WCR” voorkomt,
5.3.
beveelt TCC om alle in 5.2 bedoelde domeinnamen, waaronder de Domeinnamen genoemd in 2.6, binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis over te dragen aan WCR, zonder dat WCR daarvoor aan TCC een vergoeding verschuldigd is,
5.4.
veroordeelt TCC tot betaling van een direct opeisbare dwangsom van € 2.500,- voor elke overtreding van enig hiervoor gegeven bevel en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, met een maximum van € 250.000,-,
5.5.
veroordeelt TCC in de proceskosten, aan de zijde van WCR tot op heden begroot op € 9.168,40,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
veroordeelt TCC tot betaling aan WCR van alle door haar ten gevolge van de onrechtmatige handelingen en inbreuk geleden en nog te lijden schade, één en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2018.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Verordening 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding was Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2424 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015, van kracht, zodat WCR een beroep deed op het gelijkluidende artikel 9 lid 2 aanhef en onder c van die verordening.
3.Handelsnaamwet
4.Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding was de reeds in voetnoot 2 genoemde Verordening (EG) nr. 207/2009 inzake het Gemeenschapsmerk van kracht en derhalve de grondslag voor de beoordeling van de bevoegdheid. Die verordening is op 1 oktober 2017 ingetrokken. Omdat de relevante bevoegdheidsbepalingen van de oude verordening, voor zover hier van belang, gelijkluidend zijn aan de bepalingen in de (thans geldende) UMVo, alleen vernummerd tot de in de tekst genoemde artikelen, zijn hier de nieuwe nummers opgenomen. De UMVo geldt voor de verdere beoordeling van deze zaak als grondslag.
5.Rb. Oost-Brabant 26 maart 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:1414
6.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)
7.Vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116