In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Chinese eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel arbeid in loondienst te verrichten. De aanvraag werd echter ingetrokken door de staatssecretaris op basis van een rapport van de Immigration Liaison Office (ILO), waarin werd gesteld dat het door eiser overgelegde koksboekje vals was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank ontving het beroepschrift van eiser op 9 oktober 2017 en het onderzoek ter zitting vond plaats op 2 februari 2018. Tijdens de zitting waren zowel eiser als de staatssecretaris vertegenwoordigd door gemachtigden, en was er ook een deskundige van het UWV aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan zijn vergewisplicht, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het ILO-rapport niet voldoende inzichtelijk en concludent was, en dat de staatssecretaris het rapport niet aan zijn besluitvorming had mogen ten grondslag leggen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in bestuursrechtelijke besluitvorming, vooral wanneer het gaat om de echtheid van documenten die essentieel zijn voor verblijfsvergunningen.