Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[A] ,
1.De procedure
- het op 22 augustus 2017 ingediende verzoekschrift met producties;
- het op 14 februari 2018 ingediende verweerschrift met producties;
- de brief van mr. Nierop van 15 februari 2018 met producties;
- de mondelinge behandeling op 22 februari 2018, waarbij de advocaten van partijen hun pleitnotities hebben overgelegd.
2.De feiten
Uniform Resource Locator(hierna: URL) [URL1] en in het Nederlands Tijdschrift van de Vereniging tegen de Kwakzalverij een artikel gepubliceerd over [A] , waarin ook [B] figureert (hierna: het Artikel).
snippet, zijnde een korte samenvatting van de webpagina (hierna wordt deze combinatie gezamenlijk genoemd: de koppeling). De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het dynamisch product van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. De zoekmachine indexeert op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie, slaat die tijdelijk op en stelt aan de hand van zoektermen koppelingen in een bepaalde volgorde aan internetgebruikers ter beschikking. De precieze werking van de zoekmachine is een bedrijfsgeheim van Google.
Costeja-arrest) een verzoek ingediend om de betreffende URL’s te verwijderen. Op 14 juni 2017 heeft Google gereageerd en is één URL verwijderd. Het verzoek is voor overige URL’s afgewezen.
Costeja-arrest bij Google een verzoek tot verwijdering van vier URL’s ingediend. Het verzoek is op dezelfde dag door Google afgewezen.
3.Het verzoek en het verweer
Costeja-arrest, en naar het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden (hierna: HR) van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:316 (hierna:
X/Google). Uit deze arresten volgt volgens [A c.s.] dat het privacybelang van een natuurlijke persoon in beginsel zwaarder weegt en voorrang heeft op het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine en het gerechtvaardigde belang van de internetgebruikers, die mogelijk toegang willen krijgen tot de desbetreffende zoekresultaten.
4.De beoordeling
Costeja-arrest nadere uitleg en verduidelijking gegeven over de reikwijdte van de Privacyrichtlijn in verhouding tot internetzoekmachines.
Costeja-arrest volgt, is de Wbp in het onderhavige geval uitsluitend van toepassing voor zover de verrichtingen van de zoekmachine zijn aan te merken als verwerking van persoonsgegevens, te weten wanneer deze informatie gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon bevat en de exploitant van de zoekmachine voor deze gegevensverwerking verantwoordelijk is. Daarbij gaat het om de zoekresultaten, die na een zoekopdracht uitsluitend op de naam van een persoon in de zoekmachine worden weergegeven.
Costeja-arrest en het arrest
X/Googlevan de HR dat een exploitant van een internetzoekmachine een voor de verwerking van persoonsgegevens verantwoordelijke kan zijn. De exploitant stelt in zoverre het doel van en de middelen voor deze verwerking van persoonsgegevens vast en de noodzakelijkheid van de gegevensverwerking in het licht daarvan. Dat brengt ook met zich mee dat op grond van artikel 36 lid 1 Wbp en artikel 40 lid 1 Wbp een exploitant van een zoekmachine, in het onderhavige geval Google, gehouden is om desverlangd ervoor te zorgen dat bepaalde resultaten niet in een lijst van zoekresultaten verschijnen, namelijk als deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt (artikel 36 lid 1 Wbp; implementatie van artikel 12, aanhef en onder b Privacyrichtlijn), dan wel als het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert boven het belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt (art. 40 lid 1 in samenhang met art. 8, aanhef en onder e en f, Wbp; implementatie van artikel 14, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 7, aanhef en onder e en f Privacyrichtlijn) (vgl.
X/Google, r.o. 3.5.3).
Costeja-arrest preciseert het HvJEU de uitleg aangaande artikel 12, aanhef onder b Privacyrichtlijn in de context van een internetzoekmachine als volgt:
Costeja-arrest leidt de HR in
X/Googleten aanzien van de uitleg van artikel 14 aanhef en onder a, in samenhang met artikel 7 aanhef en onder e en f Privacyrichtlijn af dat – in afwijking van de gegevensverwerking die noodzakelijk is voor het gestelde doel en de middelen van de verantwoordelijke – “de grondrechten van een natuurlijk persoon als bedoeld in de art. 7 en 8 Handvest (het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens) in de regel zwaarder wegen dan, en dus voorrang hebben op, het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine en het gerechtvaardigde belang van de internetgebruikers die mogelijk toegang willen krijgen tot de desbetreffende zoekresultaten. Dat kan in bijzondere gevallen anders zijn, afhankelijk van “de aard van de betrokken informatie en de gevoeligheid ervan voor het privéleven van de betrokkene en van het belang dat het publiek erbij heeft om over deze informatie te beschikken, wat met name wordt bepaald door de rol die deze persoon in het openbare leven speelt”” (
X/Google, r.o. 3.5.5).
Costeja-arrest blijkt, moet worden benadrukt dat de door een zoekmachine verrichte verwerking van persoonsgegevens verschilt van de door een webredacteur verrichte verwerking van persoonsgegevens. Die laatste verwerking bestaat eruit gegevens op een webpagina te plaatsen. De verwerking door een zoekmachine komt daar bovenop. Voor zover de verwerking van persoonsgegevens door de zoekmachine verschilt van de door webredacteurs verrichte verwerking van persoonsgegevens, daar bovenop komt en bijkomend de grondrechten van een betrokkene aantast, komt Google als zoekmachine-exploitant een eigen verantwoordelijkheid toe binnen het kader van de Privacyrichtlijn en daarmee ook de Wbp.