ECLI:NL:RBAMS:2014:3727

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
C/13/562092
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over toelaatbaarheid uitspraken over eisers in het blad van de vereniging tegen de kwakzalverij

In deze zaak, die op 27 mei 2014 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, vorderden eisers, waaronder Roland Arie Andries en Wen Zhi, dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij hoofdelijk werd veroordeeld tot het verwijderen van een artikel uit hun tijdschrift en het plaatsen van rectificaties. Het artikel, geschreven door gedaagde sub 2, Cornelis Nicolaas Maria A, bevatte beschuldigingen aan het adres van eisers, waaronder dat zij betrokken zouden zijn bij malafide praktijken rondom goede doelen. De eisers stelden dat de beschuldigingen onterecht waren en dat er geen wederhoor was toegepast. De Vereniging Tegen de Kwakzalverij voerde verweer en stelde dat de beschuldigingen gebaseerd waren op feiten en dat zij recht hadden op vrijheid van meningsuiting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de inhoud van het artikel in grote lijnen steun vond in de feiten, maar dat er ook feitelijk onjuiste passages waren die rectificatie vereisten. De rechter bepaalde dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij een rectificatie moest plaatsen in hun tijdschrift en op hun website, en dat zij een dwangsom zou moeten betalen als zij hier niet aan voldeed. De rechter oordeelde dat de vrijheid van meningsuiting van de Vereniging Tegen de Kwakzalverij niet onterecht was geschonden, maar dat de persoonlijke levenssfeer van eisers ook bescherming verdiende. De zaak illustreert de spanningen tussen vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het kader van publicaties over goede doelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/562092 / KG ZA 14-402 SP/JWR
Vonnis in kort geding van 27 mei 2014
in de zaak van

1.ROLAND ARIE ANDRIES [eiser sub 1],

wonende te Wassenaar,
2.
WEN ZHI [eiser sub 2],
wonende te Wassenaar,
3. de stichting
FONDS VOOR HET HART,
gevestigd te Den Haag,
4. de stichting
STICHTING ARTROSE ZORG,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
5. de stichting
STICHTING PREVENTIE DIABETES,
gevestigd te Den Haag,
6. de stichting
STICHTING KANKERBEHANDELING EN -PREVENTIE,
gevestigd te Den Haag,
eisers bij dagvaarding van 2 mei 2014,
advocaat mr. G. te Winkel te Den Haag,
tegen
1. de vereniging
VERENIGING TEGEN DE KWAKZALVERIJ,
gevestigd te Amsterdam,
2.[gedaagde sub 1]
CORNELIS NICOLAAS MARIA [A],
wonende te Hoorn,
3.
BERT [B],
wonende te Amersfoort,
4.
[gedaagde sub 3],
wonende te Zeist,
5.
MARTIJN JOHANNES[C],
wonende te Veldhoven,
gedaagden,
advocaat mr. S.N. Vlaar te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. en de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. genoemd worden.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 8 mei 2014 heeft [eiser sub 1] c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter terechtzitting waren onder meer aanwezig:
- namens [eiser sub 1] c.s. de heer R.A.A. [eiser sub 1] (hierna: [eiser sub 1]), mevrouw W.Z. [eiser sub 2] (hierna: [eiser sub 2]), en de heer [Z], bestuurder van de Stichting HaDiArKa, welke stichting op haar beurt bestuurder is van eisers 3 tot en met 6, bijgestaan door mr. Te Winkel en haar kantoorgenoten mr. J.D. Kleyn en mr. S. van de Graaff;
- namens de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. de heren C.N.M. [A],
B. [B], en B.B. Scholtens, bijgestaan door mr. Vlaar.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Het Nederlands Tijdschrift van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (hierna: het Tijdschrift) heeft in december 2013 een artikel (hierna: het Artikel) geplaatst van de hand van gedaagde sub 2, hierna te noemen [A]. Het Artikel is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. In het Artikel wordt verwezen naar een uitzending van het onderzoeksjournalistieke radioprogramma Argos van 18 mei 2013, met als titel ‘Rijk van het goede doel?’, en naar een uitzending van het televisieprogramma Radar van 28 november 2011 met een onderwerp van gelijke strekking. In het Argos-programma worden kritische kanttekeningen geplaatst bij de betrokkenheid van [eiser sub 1] en een aantal van zijn familieleden bij een aantal goede doelen fondsen.
2.2.
Het Artikel is ook geplaatst op de website van gedaagde sub 1, de Vereniging tegen de Kwakzalverij (hierna: de Vereniging). Tevens is het Artikel via social media onder de aandacht van het publiek gebracht.
2.3.
Op de voorkant van de betreffende aflevering van het Tijdschrift staat een tekening van waarop een op [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gelijkende man en vrouw met een rietje uit een collectebus drinken. Bij het artikel is verder een foto van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] geplaatst welke is gemaakt tijdens de uitreiking van een koninklijke onderscheiding aan [eiser sub 2]. Onder het Artikel staat een dankwoord van [A] aan gedaagde sub 4, verder te noemen Scholtens, voor zijn hulp bij ‘fact finding’ (zie bijlage 1).
2.4.
Gedaagde sub 3, verder te noemen [B], is hoofdredacteur van het Tijdschrift, gedaagde sub 5, verder te noemen[C], is hoofd van de webredactie van de Vereniging.
2.5.
[A] heeft (zie 2.2) via twitterberichten het Artikel onder de aandacht van het publiek gebracht. Zo heeft hij op 22 december 2013 een twitterbericht verzonden met een verwijzing naar het Artikel met daarbij de tekst “Witteboordcriminelen al 15 jaar ongehinderd aan het verdienen, Look alike fondsen. Deels met ANBI-status”. In een ander twitterbericht heeft [A] met betrekking tot de hier aan de orde zijnde zaken de tekst “Ik begrijp niet dat de politie er niet op afgaat” verzonden.
2.6.
In het Algemeen Dagblad van 13 februari 2014 is een artikel gepubliceerd waarin [A] met het oog op onderhavig kort geding aan het woord wordt gelaten. [A] stelt in verband met door het Nederlands Hartfonds en de Nederlandse Reumastichting opgehaalde bedragen: “En ik schat dat daarvan het grootste deel, mogelijk wel tweederde, aan de strijkstok van [eiser sub 1] zelf is blijven hangen”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert – samengevat – op straffe van dwangsommen
I. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot het verwijderen van het Artikel van de website van de Vereniging en van alle verwijzingen naar het Artikel op de website van de Vereniging en op social media;
II. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in het eerstvolgende nummer van het Tijdschrift;
III. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot het plaatsen van een aankondiging van de rectificatie op de voorpagina van het eerstvolgende nummer van het Tijdschrift;
IV. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op de website van de Vereniging;
V. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op alle social media waarmee het Artikel onder de aandacht van het publiek is gebracht;
VI. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot het schriftelijk informeren van de leden van de Vereniging over de rectificatie, ingeval deze rectificatie niet in de eerstvolgende editie van het Tijdschrift wordt afgedrukt dan wel deze editie niet binnen een week na dit vonnis verschijnt en aan het gehele ledenbestand wordt gezonden;
VII. dat [A] wordt bevolen een rectificatie in het Algemeen Dagblad te plaatsen;
VIII. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt bevolen bij exploitanten van internetzoekmachines een verzoek in te dienen tot het verwijderen van het Artikel;
IX. dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. stelt dat het Artikel kort gezegd de beschuldiging bevat dat door of ten behoeve van hem organisaties in het leven zijn geroepen die zich op papier toeleggen op het verzamelen van fondsen ten behoeve van de stimulering van wetenschappelijk onderzoek binnen de niet-reguliere geneeskunde, maar waarvan een groot deel van de ontvangen giften wordt besteed ten behoeve van [eiser sub 1] zelf. Volgens [eiser sub 1] c.s. vinden deze beschuldigingen geen grond in de feiten. De in het Artikel genoemde organisaties zijn door anderen opgericht. Weliswaar verricht [eiser sub 1] werkzaamheden ten behoeve van een aantal van die organisaties, maar deze geschieden ofwel zonder vergoeding ofwel tegen betaling van een marktconform tarief. [eiser sub 1] c.s. verwijt de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. dat geen wederhoor is toegepast. Door de publicatie van het Artikel, de verwijzingen ernaar op social media en de uitlatingen van [A] in het Algemeen Dagblad, wordt [eiser sub 1] c.s. naar zijn mening op een onrechtmatige wijze in zijn eer en goede naam aangetast. Verwijdering van de digitale versie van het Artikel en rectificatie van de inhoud zijn derhalve geboden, aldus [eiser sub 1] c.s.
3.3.
De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. voert verweer. Volgens haar is [eiser sub 1] al in een vroeg stadium bij de oprichting van een groot aantal ‘goede doelen’ organisaties betrokken, onder meer door zich garant te stellen voor bepaalde uitgaven. In ruil daarvoor verkreeg hij de intellectuele eigendomsrechten op de donateursgegevens. De donateursgegevens waarover [eiser sub 1] beschikte zijn verkocht aan het UOHC (United Organisations Health Care), een in Zwitserland gevestigde stichting. De verschillende organisaties sloten overeenkomsten met het UOHC op grond waarvan zij hun inkomsten grotendeels aan het UOHC afstonden. Uit de verslagen van de vergaderingen van het UOHC blijkt dat [eiser sub 1] een vergaande invloed binnen UOHC had. De in het Artikel genoemde gegevens, die deels afkomstig zijn van reeds eerder openbaar gemaakte radio-uitzendingen, en de op grond daarvan getrokken conclusies zijn derhalve juist en mitsdien niet onrechtmatig, aldus de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s., die zich verder beroept op het haar toekomende recht op vrijheid van meningsuiting. Omdat [eiser sub 1] c.s. niet wilde reageren op de eerdere radio-uitzending van Argos is afgezien van een poging tot wederhoor, aldus de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. heeft aangevoerd dat onderhavig geschil niet geschikt is voor behandeling in kort geding, nu [eiser sub 1] c.s. geruime tijd heeft gewacht met het instellen van zijn vordering en de zaak daarnaast te complex is voor behandeling in kort geding.
4.2.
De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. De inhoud van het Artikel is nog steeds zichtbaar op de website, zodat eventueel nadelige gevolgen voor [eiser sub 1] c.s. ook nu nog kunnen optreden. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven. Verder betreft het een vordering ter zake rectificatie waarbij partijen weliswaar een grote hoeveelheid producties in het geding hebben gebracht, maar die naar zijn aard niet zodanig complex is dat deze niet geschikt is voor behandeling in kort geding.
4.3.
Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) aan een ieder het recht op vrijheid van meningsuiting toekomt. Deze vrijheid mag slechts worden beperkt indien daarin is voorzien bij wet en deze beperking in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van, voor zover thans aan de orde, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Daarnaast heeft ieder op basis van artikel 8 EVRM recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en respect voor zijn persoon.
4.4.
Tegenover het recht op vrijheid van meningsuiting, staat in dit geval het recht van [eiser sub 1] c.s. op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, waaronder begrepen is de bescherming van de eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze, in beginsel gelijkwaardige, rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt moet worden gevonden met inachtneming van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Het belang van de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser sub 1] c.s. is erin gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste publiciteit. Welk van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarop zal hierna worden ingegaan.[eiser sub 1]
4.5.
[eiser sub 1] c.s. heeft in bijlage 25 bij zijn dagvaarding de tekst van het Artikel in zeven delen geknipt en op ieder deel zijn commentaar gegeven. Bij de beoordeling zal deze indeling worden gevolgd.
De titel
4.6.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is de titel “De trucendoos van Roland [eiser sub 1]: kwakzalverij als dekmantel” suggestief, mede gezien in het licht van het gehele Artikel. Volgens deVereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. dekt deze titel daarentegen de lading van het Artikel. De niet-reguliere geneeskunde kan volgens de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. worden beschouwd als kwakzalverij. De strekking van het Artikel is dat [eiser sub 1] betrokken is geweest bij de oprichting van organisaties die fondsen ter ondersteuning van de niet-reguliere geneeskunde verzamel(d)en, maar dat deze gelden verdwenen naar andere organisaties waarbij [eiser sub 1] betrokken is, zonder dat duidelijk is wat vervolgens met de gelden gebeurt.
4.7.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Het aanduiden van de niet-reguliere geneeskunde als kwakzalverij is niet onrechtmatig. De rechtmatigheid van de titel dient te worden beoordeeld in het licht van het gehele Artikel. Ter terechtzitting heeft [eiser sub 1] c.s., zoals ook uit het hiernavolgende blijkt, niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist dat, zoals in het Artikel wordt vermeld, [eiser sub 1] bij de oprichting van meerdere organisaties voor fondsenwerving ten behoeve van niet-reguliere geneeskunde betrokken is geweest. Ook is erkend dat een bedrijf van [eiser sub 1], zoals in het Artikel wordt vermeld, tegen betaling werkzaamheden verricht (indirect) ten behoeve van diezelfde organisaties. Een dergelijke gang van zaken is voldoende rechtvaardiging voor een kritische beschouwing onder een titel als hier gebruikt.
De inleidende tekst
4.8.
De inleidende tekst bij het artikel luidt als volgt:

Ik heb het altijd als een van mijn grootste prestaties op het gebied van de kwakzalverijbestrijding beschouwd, de ontmaskering van een drietal nieuwe ‘charitatieve’ gezondheidsfondsen in 2000, maar hield aan die prestatie tegelijkertijd een bittere nasmaak over omdat ik er nooit achter was gekomen wie toch het meesterbrein achter deze trucendoos was. Groot was mijn opwinding dan ook, terwijl ik al zeker tien jaar niet veel meer had vernomen van die ‘kwakfondsen’, toen ik de uitzending van het onderzoeksjournalistieke radioprogramma Argos van 18 mei 2013 beluisterde. Dankzij grondig speurwerk bracht dat nieuwe feiten aan het licht en vielen de stukjes van de legpuzzel op hun plaats. De initiator van deze drie en later nog een aantal andere ‘goede doelen fondsen’ is de Haagse zakenman en communicatieadviseur Roland [eiser sub 1], gehuwd met de Chinese acupuncturiste [eiser sub 2]. Een uitzending van Radar, van 28 november 2011, waaraan ik destijds niet al te veel aandacht had geschonken, had ook al nadere feiten aan het licht gebracht.
4.9.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is het gebruik van de termen “trucendoos” en “meesterbrein” en van de omschrijving ‘kwakfondsen’ voor de bedoelde organisaties onrechtmatig. Ook betwist [eiser sub 1] c.s. dat [eiser sub 1] de initiator van de oprichting van die organisaties is geweest. Volgens [eiser sub 1] c.s. zijn de organisaties door een derde, de heer R. [T], opgericht. Deze heeft contact gezocht met een bedrijf van [eiser sub 1], Maxi Delta B.V. Dit bedrijf biedt diensten aan ter ondersteuning van fondsenwerving door goede doelen en adviseert over en bemiddelt tevens in de verhuur van adressenbestanden voor (potentiële) donateurs. Ook het vermelden van persoonsgegevens van [eiser sub 1] en van zijn huwelijk met [eiser sub 2] acht [eiser sub 1] c.s. onrechtmatig.
4.10.
Volgens de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. is [eiser sub 1] vanaf het begin bij de oprichting van de drie bedoelde organisaties betrokken geweest. Zij verwijst naar een tweetal in het geding gebrachte verklaringen van [D], de directeur van de Stichting Nederlands Fonds tegen Kanker (NFK), een van de drie bedoelde organisaties. In de eerste verklaring (ondertekend namens alledrie de organisaties) staat onder meer dat NFK en een andere bedoelde organisatie, de Artrose en Reuma Stichting (ARS), zijn opgericht “met behulp van een direct marketie[r] met hart voor de alternatieve gezondheidszorg”. De bedoelde persoon zou volgens dezelfde verklaring niet graag op de voorgrond treden en nog steeds bij de organisaties zijn betrokken “als betaalde adviseur in de organisatie als adviseur voor adresselectie en databasebeheer”. Deze omschrijving kan uitsluitend op [eiser sub 1] van toepassing zijn, aldus de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. In de tweede verklaring staat onder meer dat de oprichting en eerste wervingsacties van het Fonds voor het Hart (de derde van de bedoelde organisaties) alleen mogelijk zijn geweest “omdat één van de bedrijven van fondsadviseur Roland [eiser sub 1] het risico in de vorm van een garantie van ƒ 250.000,- van te weinig opbrengsten heeft genomen”. Hieruit blijkt dat [eiser sub 1] vanaf het begin bij de oprichting van de drie organisaties betrokken is geweest, aldus de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. Daarnaast voert de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. aan dat het haar vrij staat om kwalificaties als “trucendoos” en “meesterbrein” te gebruiken. Omdat in het artikel nader wordt ingegaan op de betrokkenheid van familieleden van [eiser sub 1] bij diverse organisaties was het vermelden van de huwelijkse staat noodzakelijk, aldus de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s.
4.11.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De door de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. in het geding gebrachte verklaringen van de directeur van het NFK zijn door [eiser sub 1] c.s. niet, althans niet voldoende, betwist. In ieder geval bevatten deze verklaringen voldoende feitelijke fundering van de in het Artikel betrokken stelling dat [eiser sub 1] als “initiator” van de drie bedoelde organisaties valt te beschouwen. In het licht daarvan is het vermelden van de zakelijke activiteiten van [eiser sub 1] evenmin onrechtmatig te achten. In het licht van het vervolg van het Artikel, waarin wordt ingegaan op de betrokkenheid van bloed- en aanverwanten van [eiser sub 1] bij diverse organisaties, is de vermelding van diens huwelijk als functioneel te beschouwen. De woorden “trucendoos” en “meesterbrein” zijn kwalificaties van de auteur van het artikel die, mede in het licht van de in het artikel beschreven feiten, niet als onrechtmatig kunnen worden beschouwd. Hetzelfde geldt voor de betiteling “kwakfondsen” voor fondsen die de niet-reguliere geneeskunde (volgens de auteur te bestempelen als kwakzalverij) ondersteunen.
De tekst onder “De eerste jaren”
4.12.
De tekst onder dit kopje luidt, voor zover hier van belang:

Ter opfrissing van het geheugen moeten we teruggaan naar de periode 1998-2001. In 1998 en 1999 werden drie ‘charitatieve’ fondsen opgericht die de reeds jaren bestaande fondsen als het Koningin Wilhelmina Fonds, het Reumafonds en de Hartstichting op bedrieglijke wijze gingen beconcurreren. Ze waren zogenaamd opgericht door familieleden van kanker-, reuma- en hartpatiënten en kozen ‘toevallig’ domicilie in de plaatsen waar de grote fondsen ook waren gevestigd.
Men was zogenaamd voorstander van meer aandacht voor en wetenschappelijk onderzoek van zogenaamde alternatieve geneeswijzen dan bij de reeds bestaande fondsen het geval zou zijn. Veel donateurs hadden niet in de gaten dat het hier niet de vertrouwde bonafide fondsen betrof. De Stichting Nederlands Fonds tegen Kanker, het kankerkwakfonds, had in 1999 de brutaliteit zijn mailing de deur uit te doen op de dag dat het KWF zijn 50-jarig jubileum vierde. De gironummers van de look-a-like-fondsen, zoals ze ook wel werden genoemd, vertoonden opvallende overeenkomsten met die van de bonafide fondsen”.
4.13.
Volgens [eiser sub 1] c.s. zijn de bedoelde fondsen inderdaad opgericht door (familieleden van) oud-patiënten en is van het op bedrieglijke wijze concurreren van bestaande fondsen geen sprake. De keuze voor de vestigingsplaats voor het fonds dat de niet-reguliere geneeskunde ondersteunt is niet in alle gevallen gelijk aan die van het fonds dat de reguliere geneeskunde ondersteunt en waar dit wel het geval is betreft het een vestiging in Amsterdam of Den Haag, derhalve niet in een plek die als bijzonder specifiek kan worden aangeduid. Dat veel donateurs niet in de gaten zouden hebben dat het niet om vertrouwde fondsen ging is volgens [eiser sub 1] c.s. onbewezen, en door die fondsen aan te duiden als “bonafide” wordt de suggestie gewekt dat deze kwalificatie niet van toepassing kan zijn op de fondsen waarbij [eiser sub 1] betrokken is. Dat door het NKF een mailing is verzonden op de dag dat het Koninging Wilhelmina Fonds jubileerde is [eiser sub 1] c.s. niet bekend. Gelijkenis in gironummers berust op toeval, nu deze door de bank worden toegekend, aldus [eiser sub 1] c.s.
4.14.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Of er inderdaad (familieleden van) oud-patiënten bij de oprichting van de door de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. onder vuur genomen organisaties waren betrokken is niet helder geworden. [eiser sub 1] c.s. heeft zijn stelling dat dit het geval was niet concreet onderbouwd. Dat de bedoelde organisaties bewust een vestigingsplaats hebben gekozen die gelijk was aan de zusterorganisatie die de reguliere geneeskunde ondersteunt is niet komen vast te staan. De vrijheid van een auteur om deze omstandigheid niet als toevallig aan te merken dient echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder te wegen dan het belang van [eiser sub 1] c.s. om van een dergelijke stellingname verschoond te blijven. In gelijke zin dient te worden geoordeeld over de gelijkenis ter zake de gironummers en het moment waarop een mailing is verzonden. Verder staat het een auteur vrij om de veronderstelling uit te spreken dat veel donateurs niet in de gaten hadden dat zij geld gaven aan een fonds dat tot doel had de niet-reguliere geneeskunde te ondersteunen. Deze veronderstelling is weliswaar in het Artikel als feit gepresenteerd zonder dat blijkt dat hiernaar onderzoek is gedaan, maar wil sprake zijn van onrechtmatigheid dan dient de onjuistheid vastgesteld te worden, hetgeen niet het geval is, dan wel dient de stelling iedere grond in het wel beschikbare feitenmateriaal te ontberen. Dat laatste is evenmin het geval, nu onweersproken is gesteld dat de bedoelde organisaties op verzoek van de bestaande organisaties die de reguliere geneeskunde ondersteunden, hun naam hebben gewijzigd in een minder gelijkenis vertonende aanduiding. Verder is van belang dat ook in het programma van Argos, waarnaar [A] in het Artikel verwijst, door onder anderen het hoofd communicatie van het Koningin Wilhelmina Fonds, KWF Kankerbestrijding wordt gewezen op het gebrek aan transparantie van de zogenaamde ‘look-a-likes’ of namaakfondsen. In het licht van voornoemde omstandigheden kan de aanduiding “bedrieglijke wijze” van concurreren niet onrechtmatig worden geacht. Dat de bestaande fondsen worden aangeduid als ‘bonafide’ – waarmee een tegenstelling tot de nadien opgerichte fondsen wordt gesuggereerd – kan om dezelfde reden evenmin onrechtmatig worden geacht.[eiser sub 1]
4.15.
[eiser sub 1] c.s. maken voorts bezwaar tegen het onder hetzelfde kopje geplaatste alinea’s met de volgende inhoud:

De meesten van hen[bedoeld zijn wetenschappelijk adviseurs van de bedoelde organisaties; vzr]
kwamen er al snel achter dat er veel geld naar Zwitserland en andere onduidelijke doelen werd overgemaakt en verlieten de ‘wetenschappelijk adviescommissies’ van de fondsen. Van ten minste een van hen weet ik dat hij de FIOD inlichtte over de vigerende praktijken. In augustus 1999 werd in Zürich (Zwitserland) de Stiftung United Organisations Health Care (UOHC) opgericht, met vooral Nederlanders in het bestuur, onder wie de oud-politieman Joep [W], de arts-acupuncturist W.L. [eiser sub 2] en Roland [eiser sub 1], consultant
4.16.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is de suggestie dat de bedoelde personen de wetenschappelijke adviescommissie van de fondsen verlieten nadat hen duidelijk was geworden dat er veel geld naar Zwitserland en (andere) onduidelijke doelen werd overgemaakt onjuist. Dat de FIOD is ingelicht is [eiser sub 1] c.s. onbekend, enige actie van die zijde is in ieder geval nooit ondernomen. Verder is het volgens [eiser sub 1] c.s. onjuist dat “vooral Nederlanders” in het bestuur van UOHC zitting hebben en dat [eiser sub 2] en [eiser sub 1] bij de oprichting in het bestuur hebben plaatsgenomen. [eiser sub 2] heeft dit eerst enige jaren later gedaan en [eiser sub 1] is nimmer bestuurder geweest, aldus [eiser sub 1] c.s.
4.17.
De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. heeft een verklaring overgelegd van een oud-lid van het bestuur van het Fonds voor het Hart waarin deze verklaart dat hij tezamen met twee andere bestuursleden is opgestapt in verband met onduidelijkheid over de besteding van gelden (waarbij Zwitserland uitdrukkelijk aan de orde is gekomen) en dat hij contact met justitie heeft gezocht. Het eerste deel van de hiervoor aangehaalde passage vindt derhalve voldoende steun in het voor de auteur beschikbare feitenmateriaal en kan daarom niet onrechtmatig worden geacht.
4.18.
Dit geldt evenwel niet voor het tweede deel. De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. heeft niet hard kunnen maken dat in het bestuur van UOHC, waarvan de samenstelling via openbare bronnen is te achterhalen, vooral uit Nederlanders bestaat en evenmin dat [eiser sub 2] en [eiser sub 1] ten tijde van de oprichting bestuurder waren. Ter zitting heeft zij ook niet betwist dat deze passage feitelijk onjuist is. Dit zal, nu dit een grotere betrokkenheid van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bij UOHC suggereert dan feitelijk het geval is geweest, op na te melden wijze dienen te worden gerectificeerd.
4.19.
[eiser sub 1] c.s. achten voorts de volgende passage onrechtmatig:

Er was veel publiciteit rond de fondsen en ze werden alle drie gedwongen hun naam te veranderen, zodat die minder op de namen van de bonafide fondsen zouden gelijken. Veel donateurs vergisten zich en meenden op de bonafide fondsen te hebben gestort”.
4.20.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is van gedwongen naamsverandering geen sprake, behoudens bij het Fonds voor het Hart. Verder herhalen zij hun bezwaren tegen de suggestie dat donateurs zich zouden hebben vergist en tegen de aanduiding ‘bonafide’.
4.21.
De voorzieningenrechter verwerpt deze bezwaren. Na de door [eiser sub 1] c.s. gewraakte passage vermeldt het Artikel ”Het kankerkwakfonds en het reumakwakfonds waren direct bereid hun naam te wijzigen, terwijl het hartkwakfonds door de rechter gedwongen moest worden zijn naam te wijzigen”. De gang van zaken rond de naamswijziging wordt hiermee voldoende genuanceerd weergegeven. Voor de beoordeling van de overige bezwaren verwijst de voorzieningenrechter naar hetgeen hiervoor onder 4.9 en 4.14 is overwogen.
4.22.
Ook maken [eiser sub 1] c.s. bezwaar tegen de passage:

De kwakfondsen hadden toen al miljoenen binnengehaald en subsidieerden op (erg) kleine schaal wetenschappelijk onderzoek. Aan ‘voorlichting’, fondsenwerving en bureaukosten werd vele malen meer uitgegeven”.
4.23.
Volgens [eiser sub 1] c.s. was het doel van de fondsen het (betalen van het) geven van voorlichting, zodat het logisch is dat daaraan het meeste geld werd besteed. Het plaatsen van die term tussen aanhalingstekens wekt volgens [eiser sub 1] c.s. de onterechte suggestie dat dit een schijndoel was.
4.24.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de hiervoor aangehaalde passage inhoudelijk niet onjuist en kan deze daarom ook niet onrechtmatig worden geacht. De aanhalingstekens die zijn geplaatst rond het woord voorlichting dienen te worden beschouwd in het licht van het gehele Artikel, waarin naar voren komt dat de kwaliteit van de voorlichting te wensen over liet en kunnen daarnaast ook niet los worden gezien van de insteek van het Tijdschrift. Kort gezegd verwoordt het Tijdschrift de mening dat de niet-reguliere geneeskunde geen werking heeft en dat voorlichting daarover die een andere inhoud heeft niet als zodanig mag worden aangemerkt. Deze mening mag op de hier bedoelde wijze worden geuit.
4.25.
Verderop in het Artikel staat:

Op 24 november 2000 werd in Zürich door het NFK met drie andere Nederlandse fondsen de Stiftung Zur Förderung der Gesundheitsorganisationen (St. FGO) opgericht. (…) Bij de bedelbrieven was het over te maken bedrag vaak al ingevuld: 250 of 500 gulden. Ik beschreef deze gang van zaken in februari 2000 in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Ook in het Actieblad tegen de Kwakzalverij schreef ik later herhaaldelijk over de strapatsen van deze Onheilige Drie-eenheid, zoals ik haar doopte. Mijn slotconclusie luidde destijds: de oprichting van deze fondsen is een gerichte strategie van de orthomoleculaire industrie, die met het opgehaalde geld ‘publieksvoorlichting’ zou gaan geven met ruime aandacht voor zijn producten en daarnaast wetenschappelijk onderzoek door bevriende alterneuten zou gaan financieren. De orthomoleculaire maffia ontkende heftig in de brievenrubriek en ik bleef mij afvragen welk meesterbrein er toch achter al deze stromannen schuil zou gaan”.
4.26.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is de uitdrukking “Onheilige Drie-eenheid” diffamerend en wordt [eiser sub 1] met deze passage ten onrechte in verband gebracht met de drie stichtingen die de FGO hebben opgericht en met de “orthomoleculaire industrie
. Ook is de aanduiding van [eiser sub 1] als “meesterbrein” die zich van “stromannen” zou bedienen diffamerend en onrechtmatig, aldus [eiser sub 1] c.s.
4.27.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in deze passage geen direct verband tussen [eiser sub 1] en de oprichting van FGO worden gelezen. Dat FGO wel een zekere rol speelde in de werkwijze van de organisaties wordt in het geheel van het Artikel voldoende duidelijk, zodat het niet onrechtmatig is dat deze stichting in verband met [eiser sub 1] wordt gebracht, nu deze immers eveneens bij die organisaties was betrokken. Volgens [eiser sub 1] c.s. zelf heeft [T] hem gevraagd of Maxi Delta B.V. de fondsenwerving door de FGO-stichtingen zou willen ondersteunen en of hij in zijn netwerk nog relaties had die als bestuurslid in die stichtingen deel wilden nemen. In het Artikel wordt voorts betoogd dat [eiser sub 1] een sterke invloed uitoefende op de wijze waarop de stichtingen die de FGO oprichtten hun werkzaamheden uitoefenden. In het licht van het voorgaande zijn uitdrukkingen als “meesterbrein” en “stromannen” niet onrechtmatig te achten. De uitdrukking “Onheilige Drie-eenheid” betreft een (negatieve) waardering van de auteur, welke op zichzelf evenmin onrechtmatig is. Verder wordt in deze passage vermeld dat de auteur eerder concludeerde dat de “orthomoleculaire industrie” betrokken was bij de oprichting van FGO. Op deze conclusie wordt in het Artikel teruggekomen. Dat [eiser sub 1] connecties heeft met de “orthomoleculaire industrie” wordt niet gesteld.
De tekst onder “Stand van zaken 2013”
4.28.
De bezwaren van [eiser sub 1] c.s. richten zich in de eerste plaats op de passage:

In een programma met de titel ‘Rijk worden van goede doelen’ werd bekend gemaakt dat de Haagse zakenman Roland [eiser sub 1] de man achter al deze malafide praktijken was.”
4.29.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is in het betreffende radioprogramma van Argos niet gesteld dat [eiser sub 1] feitelijk leiding heeft gegeven aan de organisaties welke in het programma aan de orde komen. Ook is er volgens [eiser sub 1] c.s. geen sprake van malafide praktijken.
4.30.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de stelling dat [eiser sub 1] feitelijk leiding gaf of geeft aan een bepaalde organisatie niet in de hiervoor genoemde passage is te lezen. De uitdrukking “malafide praktijken” betreft wederom een waarderingsoordeel van de auteur, dat mede moet worden beschouwd in het licht van het doel van het Tijdschrift, namelijk het bekritiseren van niet-reguliere geneeskunst. Tegen de achtergrond van de inhoud van de uitzending van Argos (de transcriptie ervan is overgelegd door [eiser sub 1] c.s. als productie 33), waarin de nodige kanttekeningen worden geplaatst bij de transparantie van de goede doelen sector en de betrokkenheid van [eiser sub 1] c.s. daarbij, is dit waarderingsoordeel niet onrechtmatig te achten. Zo spreekt [D] in het programma de volgende woorden (ook geciteerd in het Artikel): “
Meneer [eiser sub 1] heeft gefaciliteerd dat er een goed doel kon worden opgericht. Hij heeft een bestuur bij elkaar gezocht. Hij heeft zijn eigen markt voor zijn werkzaamheden gecreëerd”.
De tekst onder “Korte update per fonds”
4.31.
Onder dit kopje staat onder meer het volgende vermeld:

De Stichting Nationaal Fonds Kankerbestrijding(1999) werd al snel herdoopt tot Stichting Nationaal Fonds tegen Kanker. [D] was vanaf het begin tot eind 2012 directeur, (…) Wel maakte zij de stichting los van [eiser sub 1] imperium, hetgeen met aanzienlijke afkoopsommen (allemaal geld uit de fondsenwerving!)gepaard ging. [eiser sub 1] hield het intellectuele eigendom over de adressenbestanden,die fiscale voordelen biedt aan schenkers.
De Stichting Kankerbehandeling en –Preventiewerd in 2009 opgericht en het initiatief zal gekomen zijn van [eiser sub 1] ondernemende neefje Arnoud Sietsema. (…) Het lijkt erop dat de oprichting van deze stichting tot doel had het adressenbestand van Roland [eiser sub 1] nog eens te gelde te maken”.
4.32.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is er geen sprake van een “imperium” van [eiser sub 1]. Er is door de Stichting Nationaal Fonds Kankerbestrijding een afkoopsom betaald aan UOHC en niet aan [eiser sub 1]. Verder besteedt de Stichting Kankerbehandeling en –Preventie haar gelden overeenkomstig haar doelstellingen en is van een oprichting ten behoeve van het “te gelde maken” van het adressenbestand van [eiser sub 1] geen sprake, aldus [eiser sub 1] c.s.
4.33.
De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. voert aan dat [eiser sub 1] weliswaar geen bestuurder van UOHC was, maar zij heeft delen van verslagen van board meetings en andere stukken in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat [eiser sub 1] bij belangrijke besprekingen aanwezig was en een belangrijke aandeel in de besluitvorming had. Verder is het volgens de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. zo dat UOHC de adressenbestanden beheert en dat de aangesloten verenigingen, waaronder de Stichting Kankerbehandeling en –Preventie, daarvan tegen betaling gebruik mogen maken.
4.34.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de aanduiding “[eiser sub 1] imperium”, gezien het overgelegde materiaal waaruit de betrokkenheid en de invloed van (familieleden van) [eiser sub 1] op de besluitvorming bij de diverse organisaties blijkt, niet onrechtmatig te achten. Gezien deze betrokkenheid en invloed kan de zin “[eiser sub 1] hield het intellectuele eigendom over de adressenbestanden die fiscale voordelen biedt aan schenkers
evenmin onrechtmatig worden geacht. Weliswaar werden deze bestanden formeel gehouden door UOHC, maar gezien de invloed die [eiser sub 1] daar kennelijk had mocht de auteur van het artikel dit op deze wijze formuleren. Voorts heeft de auteur vermeld dat het erop lijkt dat de Stichting Kankerbehandeling en –Preventie is opgericht om het adressenbestand van [eiser sub 1] nog een keer te gelde te maken. De formulering maakt duidelijk dat het hier gaat om een vermoeden van de auteur. Deze kan in het licht van genoemde omstandigheden (een familielid van [eiser sub 1] richt een organisatie op die gebruik maakt van de diensten van een bedrijf van [eiser sub 1]) niet zodanig suggestief worden geduid dat van onrechtmatigheid sprake is.
4.35.
Verder bevat het artikel de volgende passage:

De bestuurders [S] en [L 1] kregen steeds meer tegenzin tegen het contractueel onvermijdbare betalen van forse bedragen aan [eiser sub 1] Zwitserse holding UOHC en gaven er in 2011 de brui aan”.
4.36.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is UOHC een stichting waarover [eiser sub 1] nooit zeggenschap heeft gehad. [eiser sub 1] heeft slechts via Maxi Delta B.V., tegen marktconforme tarieven, (beperkte) advieswerkzaamheden voor UOHC verricht. De aanduiding “[eiser sub 1] Zwitserse Holding” is, mede gelet op de context waarin deze is geplaatst, onrechtmatig, aldus [eiser sub 1] c.s.
4.37.
De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. voert aan dat [eiser sub 1] feitelijk de lijnen binnen UOHC uitzet. Dat door ARS, waarvoor genoemde bestuurders werkzaam waren, bedragen aan UOHC moesten worden betaald is daarnaast juist, aldus de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s.
4.38.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Het gebruik van de aanduiding “[eiser sub 1] Zwitserse Holding” voor UOHC wekt de suggestie dat de aan UOHC afgedragen gelden aan [eiser sub 1] ten goede kwamen. Dit is evenwel niet vast komen te staan. De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. zal deze passage, die een grotere zeggenschap van [eiser sub 1] over UOHC suggereert dan feitelijk kan worden vastgesteld, daarom dienen te rectificeren op de hierna te melden wijze.
4.39.
Onder hetzelfde kopje staat vermeld:

De ARS werd geliquideerd, maar [eiser sub 1] zorgde ervoor dat de lucratieve doelgroep van reumalijders en –sympathisanten toch kon blijven bijdragen aan zijn verrijking: DeStichting Artrose Zorgwerd opgericht in mei 2009. Tot de oprichters behoorde de toen 19-jarige [G] en oomzegger van Roland [eiser sub 1]. Na tweeënhalf jaar verliet zij de stichting en het bestuur bestaat thans uit [H], ook een aangenomen kind van [eiser sub 1] en twee andere mensen met een Chinese achternaam”.
4.40.
Volgens [eiser sub 1] c.s. wordt hier onnodig informatie over de familie van [eiser sub 1] vermeld. Ook is [H] een pleegkind en geen aangenomen kind van [eiser sub 1]. De vermelding dat het bestuur bestaat uit twee andere mensen met een Chinese achternaam acht [eiser sub 1] c.s. suggestief, nu daarmee ten onrechte de indruk wordt gewekt dat deze mensen ‘stromannen’ van hem zijn.
4.41.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het, gezien de strekking van het Artikel, namelijk het bekritiseren van de relatie tussen [eiser sub 1] en een aantal ‘goede doelen organisaties’, niet onrechtmatig is te achten dat deze familierelaties worden benoemd. Verder is niet betwist dat er twee mensen met een Chinese achternaam in het bestuur van de Stichting Artrose Zorg zitten. Het is niet onrechtmatig dat als feit te vermelden. Dat[H] een pleegkind is en geen aangenomen kind is een feitelijke onjuistheid die op na te melden wijze kan worden gerectificeerd.
4.42.
Verder is onder dit kopje vermeld:

De Stichting Preventie Diabetes werd op 13 december 2001 opgericht (…) In het bestuur zit inmiddels naast twee personen ook met Chinese namen de aangenomen zoon [L 2] van de [eisers], terwijl [eiser sub 2] wetenschappelijk adviseur is. Zij is basisarts, spreekt zeer gebrekkig Nederlands en is als acupuncturist verbonden aan Medisch Centrum Balans BV in Den Haag. De stichting heeft gedurende vijf jaren de ANBI-status gehad, maar raakte deze in november 2012 kwijt. [eiser sub 2] ontving op 30 april 2012 een koninklijke onderscheiding waarbij in de laudatio van burgemeester Hoekema ook werd gewezen op haar grote verdiensten voor de ‘diabetespreventie’. Zij haalde dit lintje op in het gemeentehuis van Wassenaar in gezelschap van haar echtgenoot Roland [eiser sub 1].”
4.43.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is deze passage onrechtmatig omdat hierin onnodig informatie over familiebetrekkingen van [eiser sub 1] worden vermeld. Hetzelfde geldt voor de informatie over de aanwezigheid van [eiser sub 1] bij de uitreiking van de koninklijke onderscheiding. De term “[eisers]” acht [eiser sub 1] c.s. diffamerend, evenals de onjuiste opmerking dat [eiser sub 2] slecht Nederlands spreekt.
4.44.
De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. voert aan dat in de uitzending van Argos door de verslaggever die [eiser sub 2] heeft gesproken is vermeld dat zij slecht Nederlands praat. Ook de overige informatie is feitelijk juist en niet onrechtmatig, aldus de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s.
4.45.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de opmerking in de uitzending van Argos voldoende onderbouwing is voor het doen van een mededeling over de taalbeheersing van [eiser sub 2] als in de hiervoor aangehaalde passage. Het vervormen van een achternaam tot een verkleinwoord is een vaker voorkomend fenomeen en niet onrechtmatig te achten. Voor het overige is de juistheid van de vermelde gegevens niet betwist en is de informatie functioneel te achten in het licht van het geheel van het Artikel. De onderscheiding werd immers uitgereikt vanwege de prestaties van [eiser sub 2] op het medische vlak, op welke prestaties het Artikel mede betrekking heeft.
4.46.
Het artikel vermeldt verder:

DeStichting Wetenschappelijk Bureau Integratie Geneeskunde(SWBIG) werd opgericht in november 1998 door H. Guan, (…). Onder dekking van de naam FvhH, officieel geliquideerd in 2010, wordt er thans vooral aandacht besteed aan een initiatief om de zegenrijke mindfulness techniek ook beschikbaar te maken voor schoolkinderen, want door die stressreductie krijgen zij dan later minder hartziekten. Achter deze wel heel doorzichtige truc om de bakens te verzetten moeten haast wel minder ideële motieven schuilgaan”.[eiser sub 1]
4.47.
[eiser sub 1] c.s. acht de laatste zin een speculatieve, onjuiste en suggestieve opmerking.
4.48.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de gekozen formulering “moeten haast wel” voldoende blijkt dat het hier gaat om een vermoeden van de auteur. Dit vermoeden mag, tegen de achtergrond van de bij het publiek bekende doelstellingen van de Vereniging, worden geuit zonder dat sprake is van onrechtmatigheid.
De tekst onder “Korte schets relevante bedrijven en stichtingen”
4.49.
Onder dit kopje is onder meer de volgende passage vermeld:

MaxiDelta is het bedrijf van Roland [eiser sub 1], gevestigd in Den Haag en opgericht in 1991. Het bedrijf heeft naast de directeur vijf Chinese werknemers, onder wie [eiser sub 1] eega [eiser sub 2] en richt zich met adviezen over fondsenwerving voor goede doelen op Nederland en China. Het biedt daarna projectorganisatie en ‘direct marketing’. De website stelt: ‘Maxi Delta has specialised in fundraising for charities. Both by raising new donors as to maximise the gift level of donors’. De kwakfondsen zaten lange tijd vast aan dit bedrijf, dat voor ‘geringe prestaties en diensten’ grote sommen gelds in rekening bracht, aldus enkele oud-bestuursleden tegen Argos. Hun eveneens contractueel verplichte zwijgplicht verhinderde hen vrijuit te spreken over die situatie, waarvan zij zich met veel moeite (en hoge kosten) hebben losgemaakt.
4.50.
Volgens [eiser sub 1] c.s. bestond er geen contractuele relatie tussen MaxiDelta B.V. en de verschillende fondsen. Wel verrichte Maxi Delta B.V. werkzaamheden voor UOHC, maar de daarvoor betaalde vergoeding was marktconform, aldus [eiser sub 1] c.s.
4.51.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. geen concrete nadere onderbouwing heeft gegeven van haar stelling dat MaxiDelta een (onevenredig hoog) bedrag heeft ontvangen van de fondsen die de auteur van het Artikel op het oog had. Deze passage zal derhalve moeten worden gerectificeerd op na te melden wijze.
De tekst onder “Bespreking”
4.52.
De tekst onder dit kopje luidt

De diagnose is onmiskenbaar en in Argos werd deze zowel door de gewezen NFK-directeur Buijs gesteld als door Stan Termeer, hoofd communicatie van Koningin Wilhelmina Fonds, Nederlandse Kankerbestrijding. Buijs: ‘Mijnheer [eiser sub 1] heeft gefaciliteerd dat er een goed doel kon worden opgericht. Hij beeft een bestuur bij elkaar gezocht. Hij heeft zijn eigen markt voor zijn werkzaamheden gecreëerd.’ Termeer: ‘Wij hebben bijvoorbeeld de Stichting Kankerbehandeling
en -Preventie, waarvan ik echt denk dat die alleen maar bestaat ter zelfverrijking van de mensen die er achter zitten.’”
4.53.
Volgens [eiser sub 1] c.s. wordt Buijs correct geciteerd, maar is haar conclusie onjuist. Hetzelfde geldt voor de conclusie van Termeer. De auteur van het Artikel handelt onrechtmatig door deze conclusies zonder commentaar over te nemen, aldus [eiser sub 1] c.s.
4.54.
De voorzieningenrechter stelt vast dat voldoende aannemelijk is op basis van de door de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. overgelegde stukken dat [eiser sub 1] betrokken was bij de oprichting van diverse fondsen waarvoor hij later werkzaamheden is gaan verrichten. In het licht daarvan is het weergeven van de hierboven vermelde citaten niet onrechtmatig te achten.
4.55.
De tekst vervolgt:

De heren [eiser sub 1], [W] en [W] wensten bij Argos niet voor de microfoon te spreken. De genoemde feiten, constructie en interacties werden door [W] evenwel niet ontkend. Al reconstruerend heeft het er alle schijn van dat Roland [eiser sub 1] met zijn MaxiDelta, waarmee hij inmiddels een aantal jaren ervaring had opgedaan inzake goede doelen en fondsenwerving, niet ging zitten wachten op nieuwe klanten, maar inderdaad zijn goede doelen in het leven ging roepen. Zelf bleef hij jarenlang buiten beeld, maar de ingrediënten om een succesvol goed doel te maken waren hem inmiddels goed bekend. Wat volstaat is een website-bouwer, een leverancier van een adressenbestand, een bedrijf dat mailings kan verzenden en een tekstschrijver, die de website en het foldermateriaal vult. ”
4.56.
Volgens [eiser sub 1] c.s. worden hier vermoedens als feiten gepresenteerd, hetgeen onrechtmatig moet worden geacht.
4.57.
De voorzieningenrechter volgt [eiser sub 1] c.s. hierin niet. De gewraakte passage wordt ingeleid met de woorden “[a]
l reconstruerend heeft het er alle schijn van”.Het wordt de lezer derhalve duidelijk gemaakt dat hetgeen dat volgt een vermoeden van de auteur is en geen vaststaand feit. In de context van het gehele Artikel kan dit vermoeden niet onrechtmatig worden geacht.
4.58.
Vervolgens vermeldt het Artikel:

Niet zelden geschiedt dat met ‘met teksten die zichtbaar van andere websites zijn gejat’, zo ontdekte Stan Termeer van het KWF. Om zich te onderscheiden van de bonafide fondsen werd in de missie ‘aandacht voor alternatieve en complementaire geneeswijzen’ opgenomen: kwakzalverij als dekmantel. Voor de bemensing met stromannen in de diverse stichtingsbesturen keek hij rond in zijn eigen gezin, bij zijn zus en haar kinderen en bij personen van Chinese origine, ongetwijfeld uit de kennissenkring van zijn Chinese echtgenote”.
4.59.
Volgens [eiser sub 1] c.s. wordt in deze alinea ten onrechte gesuggereerd dat de fondsen waar het om gaat niet ‘bonafide’ zouden zijn, dat [eiser sub 1] niet daadwerkelijk geïnteresseerd zou zijn in alternatieve en complementaire geneeswijzen en dat hij bewust bekenden van hem in de stichtingsbesturen heeft benoemd.
4.60.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het in deze alinea nog steeds om een weergave van de mening van de auteur. Hiervoor geldt hetzelfde als onder 4.57 vermeld.
4.61.
Het Artikel vervolgt:

De oorspronkelijke kwakfondsen voor hart- en reuma-lijden zijn deels geliquideerd, waarbij door [eiser sub 1] met vooruitziende blik vervangende fondsen in het leven werden geroepen, zich richtend op dezelfde categorieën
(Artrose Zorg en de SWIBG).”
4.62.
[eiser sub 1] c.s. stellen dat [eiser sub 1] niet betrokken is geweest bij de oprichting van Artrose Zorg en SWIBG. Ook achten zij de aanduiding “kwakfondsen” onrechtmatig.
4.63.
De voorzieningenrechter stelt vast dat van directe betrokkenheid van [eiser sub 1] bij de oprichting van Artrose Zorg en SWIBG niet is gebleken. Deze passage zal daarom dienen te worden gerectificeerd op na te melden wijze. De aanduiding “kwakfondsen” acht de voorzieningenrechter niet onrechtmatig, gezien het feit dat de auteur van het Artikel de niet-reguliere geneeskunde aanduidt als kwakzalverij.
4.64.
Het Artikel vermeldt even daarna:

Geld voor [eiser sub 1] bedrijfjes en stichting zal er sindsdien niet veel meer zijn geweest, hetgeen hem ongetwijfeld op het idee heeft gebracht om in 2009 een concurrerend kankerkwakfonds op te richten via zijn neefje[N] de Stichting Kankerbehandeling en –Preventie. Dit nieuwe kwakfonds geniet nog een ANBI-status, waaraan zoals gebruikelijk de eerste drie jaar na oprichting slecht marginale eisen worden gesteld”.
4.65.
[eiser sub 1] c.s. acht deze passage onrechtmatig omdat hierin ten onrechte wordt gesuggereerd dat [eiser sub 1] betrokken is bij de oprichting van de Stichting Kankerbehandeling en –Preventie. Ook wordt de suggestie gewekt dat die stichting nog steeds slechts aan marginale eisen behoeft te voldoen om de ANBI-status te behouden, terwijl deze stichting inmiddels vijf jaar bestaat.
4.66.
De voorzieningenrechter stelt vast dat van directe betrokkenheid van [eiser sub 1] bij de oprichting van de Stichting Kankerbehandeling en –Preventie niet is gebleken. Deze passage zal daarom dienen te worden gerectificeerd op na te melden wijze. De opmerking ter zake de ANBI-status acht de voorzieningenrechter niet onrechtmatig. Nu eveneens is vermeld dat het fonds in 2009 is opgericht zal de lezer zelf kunnen concluderen dat de driejaarstermijn inmiddels is verstreken.
4.67.
Het Artikel sluit af als volgt:

Dat kwakzalverij in ons land niet verboden is, was mij bekend, en Willems stelde ook met spijt vast dat er tegen belangenverstrengeling niet veel valt te doen. Maar dat ook kennelijke misleiding en boerenbedrog, zoals al in 2000 door de VtdK, later in 2011 door Radar en recent in mei 2013 door Argos aan de kaak is gesteld, gewoon onbestraft kan blijven, vind ik volkomen onbegrijpelijk en onverteerbaar. Als dit circus-[eiser sub 1] nog niet voldoet aan de definitie van een criminele organisatie in de zin der wet, wat ontbreekt hier dan nog?”.
4.68.
[eiser sub 1] c.s. achten het gebruik van de termen “kwakzalverij”, hier volgens hen gebruikt in de betekenis van misleiding en boerenbedrog, en “criminele organisatie” onrechtmatig.
4.69.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de term “kwakzalverij” gebruikt mag worden voor niet-reguliere geneeskunde. De term heeft weliswaar een negatieve lading, maar de gebruiker ervan zal het gewoonlijk ook negatief willen duiden dat geld wordt besteed aan methoden waarvan de werking niet
evidence basedis vastgesteld. De term “criminele organisatie” is een voor vele organisaties gebruikte stijlfiguur, waarvan de overdrijvingsfactor de gemiddelde lezer bekend mag zijn. Om die reden acht de voorzieningenrechter het gebruik door [A] ervan, tegen de achtergrond van hetgeen in het Artikel overigens wordt beschreven, niet onrechtmatig.
Conclusie
4.70.
Uit het voorgaande volgt dat een aantal passages uit het Artikel feitelijk onjuist zijn en een grotere betrokkenheid van [eiser sub 1] of [eiser sub 2] bij bepaalde fondsen suggereren dan feitelijk kan worden aangetoond. Deze passages dienen daarom te worden gerectificeerd. Voor het overige vindt de inhoud van het Artikel in voldoende mate steun in het aanwezige feitenmateriaal en kan deze inhoud, waaronder begrepen de daarbij gebezigde illustraties, niet als onrechtmatig jegens [eiser sub 1] c.s. worden beschouwd. Het enkele feit dat door de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. geen wederhoor is toegepast doet hieraan in dit geval geen afbreuk. De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. heeft een zwaarwegend belang om het door haar geconstateerde gebrek aan transparantie in de goede doelen sector op kritische en waarschuwende wijze aan de orde te stellen. De daarbij gemaakte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen zij in de gegeven omstandigheden moeten dulden.
4.71.
De Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. zal de rectificatie op haar website dienen te plaatsen en geplaatst te houden zo lang het Artikel daarop geplaatst zal zijn. In het Tijdschrift zal melding van de veroordeling tot het plaatsen van deze rectificatie gemaakt moeten worden. Voor een veroordeling tot het aankondigen daarvan op de voorpagina van het Tijdschrift ziet de voorzieningenrechter, gezien het gewicht van de te rectificeren passages in het licht van het gehele Artikel, geen reden. Voor het afzonderlijk per brief informeren van de leden van de Vereniging ziet de voorzieningenrechter, mede gezien het tijdverloop, geen aanleiding. Ook de vordering tot aankondiging van de rectificatie op social media zal worden afgewezen, nu deze media niet geschikt zijn voor weergave van de nuances die de beperkte toewijzing van de rectificatievordering met zich brengt. Aan de genoemde veroordelingen zullen dwangsommen als hierna te melden worden verbonden.
4.72.
Nu de rectificatie permanent bij de digitale weergave van het Artikel geplaatst moet worden heeft [eiser sub 1] c.s. onvoldoende belang bij zijn vordering om de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. te veroordelen de exploitanten van zoekmachines te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van het Artikel. Dat deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.73.
De veroordeling tot rectificatie van de uitlatingen van [A] in het Algemeen Dagblad zal eveneens worden afgewezen. Het betreffende artikel bevat een interpretatie van onderhavig geschil door een journalist van het Algemeen Dagblad. [A] wordt daarbij slechts beperkt geciteerd. De onder 2.6 weergegeven passage betreft een dergelijk citaat. Duidelijk is daarbij echter dat het gaat om een vermoeden van [A]. Dat zijn schatting juist is, is niet komen vast te staan, maar daarmee is het uitspreken van een dergelijke schatting niet per definitie onrechtmatig. Het belang van de vrijheid van meningsuiting moet in dit geval zwaarder wegen dan het belang van [eiser sub 1] c.s. om niet met deze ongewenste publiciteit te worden geconfronteerd. Dit geldt temeer nu in dit artikel ook [eiser sub 1] (via zijn advocaat) aan het woord is gelaten en heeft laten weten dat de aantijgingen van [A] in zijn visie zijn gebaseerd op onjuiste feiten, dan wel een onjuiste interpretatie daarvan.
4.74.
Nu beide partijen op onderdelen in het gelijk zijn gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk in de eerstvolgende editie van het Tijdschrift een rectificatie ter grootte van een kwart pagina te plaatsen met de volgende inhoud en zonder toevoegingen en/of commentaar, in een zwart kader en in een lettertype in grootte gelijk aan de (hoofd)letters zoals gebruikt in het Artikel, met de volgende tekst:
“RECTIFICATIE
In de in december 2013 gepubliceerde uitgave van dit tijdschrift is een artikel geplaatst onder de kop “De trucendoos van Roland [eiser sub 1]: kwakzalverij als dekmantel”. Dit artikel bevatte een aantal feitelijk onjuiste passages. Bij vonnis van 27 mei 2014 heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam ons gelast een rectificatie op onze website te plaatsen en hiervan op deze wijze melding te maken. Voor de inhoud van de rectificatie verwijzen wij naar onze website.”
5.2.
veroordeelt de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk aan [eiser sub 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 25.000,00 indien zij handelt in strijd met het onder 5.1 gegeven gebod;
5.3.
veroordeelt de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis op de website van de Vereniging, een rectificatie te plaatsen, welke duidelijk zichtbaar zal zijn steeds als het Artikel wordt geopend, en geplaatst te houden zo lang als het Artikel op de website raadpleegbaar zal zijn, in een zwart kader en in een lettertype in grootte gelijk aan de (hoofd)letters zoals gebruikt in de digitale weergave van het Artikel, met de volgende tekst:
“RECTIFICATIE
Dit artikel bevat de volgende feitelijk onjuiste passages die gerectificeerd dienen te worden:
Onder het kopje “De eerste jaren” is ten onrechte vermeld:
“In augustus 1999 werd in Zürich (Zwitserland) de Stiftung United Organisations Health Care (UOHC) opgericht, met vooral Nederlanders in het bestuur, onder wie de oud-politieman Joep [W], de arts-acupuncturist W.L. [eiser sub 2] en Roland [eiser sub 1], consultant
In het bestuur van UOHC (Zwitserland) zaten niet voornamelijk Nederlanders. [eiser sub 1] is nooit bestuurder van UOHC geweest. [eiser sub 2] is in 2008 bestuurder geworden van de eerst later opgerichte Oostenrijkse stichting UOHC en is nooit bestuurder geweest van de Zwitserse stichting UOHC.
Onder het kopje “Stand van zaken 2013” is ten onrechte vermeld:

De bestuurders [S] en [L 1] kregen steeds meer tegenzin tegen het contractueel onvermijdbare betalen van forse bedragen aan [eiser sub 1] Zwitserse holding UOHC en gaven er in 2011 de brui aan”.
UOHC is een stichting, waarbij [eiser sub 1] niet bestuurlijk betrokken is (geweest).
Eveneens onder dit kopje wordt vermeld dat Zhupeng Luo een aangenomen kind van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is. In werkelijkheid is hij hun pleegkind.
Onder het kopje “Korte schets relevante bedrijven en stichtingen” is ten onrechte vermeld:

MaxiDelta is het bedrijf van Roland [eiser sub 1], gevestigd in Den Haag en opgericht in 1991. Het bedrijf heeft naast de directeur vijf Chinese werknemers, onder wie [eiser sub 1] eega [eiser sub 2] en richt zich met adviezen over fondsenwerving voor goede doelen op Nederland en China. Het biedt daarna projectorganisatie en ‘direct marketing’. De website stelt: ‘Maxi Delta has specialised in fundraising for charities. Both by raising new donors as to maximise the gift level of donors’. De kwakfondsen zaten lange tijd vast aan dit bedrijf, dat voor ‘geringe prestaties en diensten’ grote sommen gelds in rekening bracht, aldus enkele oud-bestuursleden tegen Argos. Hun eveneens contractueel verplichte zwijgplicht verhinderde hen vrijuit te spreken over die situatie, waarvan zij zich met veel moeite (en hoge kosten) hebben losgemaakt.
De stelling dat de bedoelde fondsen voor geringe prestaties en diensten grote sommen gelds aan Maxi Delta B.V. dienden te betalen vindt onvoldoende steun in de feiten.
Verder is onder het kopje “Bespreking” ten onrechte gesuggereerd dat [eiser sub 1] betrokken is geweest bij de oprichting van de stichtingen Artrose Zorg, SWIGB en Stichting Kankerbehandeling en –Preventie. Van een dergelijke betrokkenheid van [eiser sub 1] is niet gebleken.
Bij vonnis d.d. 27 mei 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bevolen deze rectificatie openbaar te maken via toevoeging aan de digitale weergave van dit artikel”.
5.4.
veroordeelt de Vereniging Tegen de Kwakzalverij c.s. hoofdelijk aan [eiser sub 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag dat zij in strijd met het onder 5.3 gegeven gebod handelt, tot een maximum van
€ 50.000,00 is bereikt;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2014. [1]

Voetnoten

1.type: JWR