ECLI:NL:RBDHA:2018:4574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
NL18.4196 en NL18.4198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvragen van Afghaanse broer en zus wegens kennelijke ongegrondheid en onvoldoende onderbouwing van vrees voor eerwraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in de bodemzaak betreffende de opvolgende asielaanvragen van een Afghaanse broer en zus. De aanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond. De eisers, geboren in Afghanistan, hadden eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvragen waren in 2016 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe documenten die eisers ter onderbouwing van hun vrees voor eerwraak hadden overgelegd, geen nieuwe elementen bevatten die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de vrees van eiseres voor eerwraak na het verbreken van haar verloving onvoldoende was onderbouwd en dat er geen sprake was van een uitzonderlijke veiligheidssituatie in Afghanistan. De rechtbank oordeelde dat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij bij terugkeer naar Afghanistan daadwerkelijk vervolgd zouden worden. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om de aanvragen als kennelijk ongegrond te beschouwen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing van asielverzoeken en de beoordeling van de veiligheidssituatie in het land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.4196 en NL18.4198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser, en

[naam 2], eiseres (hierna: eisers),
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 28 februari 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de opvolgende aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is eisers een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht voorlopige voorzieningen te treffen (NL18.4197 en NL18.4199).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.4197 en NL18.4199, plaatsgevonden op 22 maart 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Madjlessi. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eisers zijn broer en zus, geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] . Zij hebben de Afghaanse nationaliteit.
2. Eisers hebben eerder op 31 juli 2015 asielaanvragen ingediend. Bij afzonderlijke besluiten van 13 mei 2016 zijn deze aanvragen afgewezen als ongegrond. Verweerder geloofde onder meer niet dat eiseres problemen heeft ondervonden vanwege het weigeren van huwelijksaanzoeken van een Afghaanse commandant. Bij uitspraak van 25 november 2016 heeft de rechtbank, zittingsplaats Zwolle, de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de asielaanvragen ongegrond verklaard. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft deze uitspraken op 19 januari 2017 bevestigd.
3. Eisers hebben bij hun opvolgende asielaanvragen de volgende documenten overgelegd, ter onderbouwing van de hiervoor genoemde problemen van eiseres:
- Een verzoekschrift van hun vader, gericht aan het hoofd van het politiedistrict van 11 juli 2015, over problemen met de commandant;
- Een verklaring van het districtsbureau van 14 september 2015 in reactie op het verzoekschrift van 11 juli 2015;
- Een verklaring van de Afghaanse ambassade te Den Haag, van 26 september 2017.
Ook heeft eiseres aan haar opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij is verstoten door haar familie, omdat zij haar verloving met haar neef heeft verbroken. Zij vreest voor eerwraak van de zijde van de familie van haar neef.
Verder doen eisers een beroep op de algehele veiligheidssituatie in Afghanistan onder verwijzing naar een rapport van Amnesty International van 5 oktober 2017, “Forced Back to Danger”, het rapport van de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) van februari 2018, “Afghanistan, protection of civilians in armed conflict, annual report 2017” en diverse kranten- en internetartikelen.
Tenslotte stelt eiseres dat zij verwesterd is en dat zij als alleenstaande vrouw niet terug kan keren naar Afghanistan.
Eiser heeft tijdens het gehoor opvolgende aanvraag verklaart dat zijn problemen in Afghanistan voortvloeien uit die van eiseres.
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder meent dat de documenten geen nieuwe elementen of bevindingen bevatten. Daarnaast vindt verweerder het niet aannemelijk dat eiseres problemen heeft te verwachten vanwege de verbroken verloving. Volgens verweerder kan eiseres niet als verwesterde of alleenstaande vrouw worden beschouwd. Ten slotte stelt verweerder dat de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan geen reden geeft voor het inwilligen van de aanvraag.
5. Op wat eisers hiertegen hebben aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat de documenten genoemd onder 3 geen aanleiding geven om het asielrelaas van eisers alsnog geloofwaardig te achten. De verklaring van eisers vader en de verklaring van onderzoek van het politiedistrict zijn fotokopieën. Volgens vaste jurisprudentie kunnen deze documenten alleen al om die reden niet dienen als novum. Verder moet vanwege de datering van deze documenten worden aangenomen dat eisers deze documenten al in de eerste procedure hadden kunnen tonen. Verweerder heeft terecht overwogen dat eisers niet hebben kunnen verklaren waarom dat niet is gebeurd. Zij hebben namelijk niet voldoende uitgelegd waarom zij daartoe niet eerder met behulp van hun tante contact hebben kunnen leggen met de familie in Afghanistan. Daarnaast valt uit geen van beide documenten op te maken dat het relaas van eiseres door een objectieve bron wordt bevestigd. De verklaring van de ambassade vormt evenmin een novum. Deze verklaring is namelijk gebaseerd op de kopieverklaring van eisers vader. Daarnaast valt uit de verklaring van de ambassade niet op te maken dat het relaas van eiseres wordt bevestigd na objectief onderzoek. De rechtbank ziet niet in dat de verklaringen van eisers over hun bezoek aan de ambassade hierop een ander licht kunnen werpen. Eisers hebben namelijk verklaard niet te weten of een onderzoek door de ambassade is uitgevoerd.
7. Uit de verklaringen van eiseres tijdens het gehoor opvolgende aanvraag volgt dat zij haar vrees voor eerwraak baseert op een eenmalig telefooncontact met haar neef in december 2017. De neef zou daarbij hebben gezegd dat zij zal moeten betalen voor wat zij heeft aangericht. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres nadien niets meer heeft vernomen van haar neef of diens familie waaruit een gegronde vrees voor eerwraak blijkt. Verweerder heeft verder terecht opgemerkt dat eiseres pas in de zienswijze naar voren heeft gebracht dat zij ook voor haar eigen familie te vrezen heeft, en dat overigens ook die vrees onvoldoende is onderbouwd.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij als alleenstaande vrouw terugkeert naar Afghanistan. Zij zal immers met eiser kunnen terugkeren naar Afghanistan. De omstandigheid dat eisers een Tadjiekse afkomst hebben maakt dit niet anders, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanwege hun etniciteit problemen hebben ondervonden of zullen ondervinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Afghanistan daadwerkelijk zal worden vervolgd vanwege overtreding van seksediscriminerende sociale gebruiken, religieuze voorschriften of culturele normen voor vrouwen. Allereerst zijn westerse of niet-traditionele opvattingen voor eiseres geen reden geweest om Afghanistan te verlaten. Verder rechtvaardigt de enkele verbreking van de verloving niet de conclusie dat eiseres als verwesterde vrouw moet worden beschouwd. Van belang daarbij is dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verzoening met haar familie niet meer mogelijk is. Gelet verder op de korte periode dat eiseres in Nederland verblijft, stelt verweerder terecht dat van haar kan worden verlangd dat zij zich bij terugkeer in Afghanistan aanpast aan de aldaar gangbare normen. De beroepsgrond faalt.
9. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat in Afghanistan geen sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:915). Daarin heeft de Afdeling de veiligheidssituatie in Afghanistan tot januari 2018 beoordeeld. Bij zijn oordeel heeft de Afdeling het door eisers genoemde rapport van Amnesty International van 5 oktober 2017 betrokken, alsmede een UNAMA (mid-year) rapport van juli 2017. Het daarnaast door eisers genoemde rapport van UNAMA van februari 2018 ziet op de verslagperiode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 en geeft de rechtbank geen aanleiding tot een ander oordeel. Dit geldt ook voor de diverse krantenartikelen. De beroepsgrond slaagt daarom evenmin.
10. De opvolgende aanvragen van eisers zijn terecht kennelijk ongegrond verklaard.
11. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder het inreisverbod op verkeerde grond heeft genomen en hebben een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 18 november 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:14237). Nu verweerder de aanvragen terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard, heeft verweerder terecht de vertrektermijn verkort en was verweerder gehouden eisers een inreisverbod op te leggen. De beroepsgrond treft dan ook geen doel.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.