ECLI:NL:RBDHA:2018:4570
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag om verblijfsvergunning regulier en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de afwijzing van een herhaalde aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren op [geboortedatum] en van Turkse nationaliteit, had eerder aanvragen ingediend die waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde stukken geen nieuwe feiten of omstandigheden (nova) vormden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had op 22 december 2016 opnieuw een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat verweerder van mening was dat er geen aanleiding was om af te wijken van de eerdere afwijzing. Eiser stelde dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat het inreisverbod in strijd was met de standstill-bepaling van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EEG-Turkije.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit betrekking had op een herhaalde aanvraag en dat verweerder terecht had geoordeeld dat de overgelegde stukken niet voldoende waren om te spreken van nova. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat zijn ondernemingsplan onvoldoende was onderbouwd, verworpen. Tevens oordeelde de rechtbank dat er geen beroep openstond tegen het inreisverbod, omdat dit was vervat in een besluit betreffende de verblijfsvergunning. Eiser moest eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de aanvraag tot verlening van de verblijfsvergunning, voordat hij beroep kon instellen.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk voor zover dit was gericht tegen het inreisverbod en verklaarde het beroep voor het overige ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.