ECLI:NL:RBDHA:2018:4360
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft verzoeker, die in persoon procedeert, een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. O. van der Burg van de rechtbank Den Haag. Het wrakingsverzoek volgde op een comparitie van partijen die op 15 maart 2018 had plaatsgevonden in een procedure tussen verzoeker en de stichting Woningstichting Haag Wonen. Verzoeker voelde zich geïntimideerd door de kantonrechter en had de indruk dat deze niet goed op de hoogte was van zijn verweer en tegenvordering. Het wrakingsverzoek werd op 20 maart 2018 ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 9 april 2018.
De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek tijdig was ingediend, mede omdat verzoeker zonder rechtsbijstand procedeerde en advies had ingewonnen. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat de gevoelens van verzoeker van geïrriteerdheid en intimidatie niet controleerbaar zijn en dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. De beslissing van de kantonrechter om een voorlopig oordeel te geven, werd als een processuele beslissing beschouwd die geen grond voor wraking oplevert.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 april 2018.