Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2018 in de zaak tussen
[naam] , eiser, en
[naam 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in de asielaanvraag van twee Koptische christenen uit Egypte, die samen met hun minderjarige kind asiel hebben aangevraagd. De aanvragen zijn afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielrelaas van eisers als ongeloofwaardig heeft aangemerkt. Eisers hebben aangevoerd dat eiser in juli 2015 een huwelijksaanzoek van een islamitische vrouw heeft geweigerd, waarna zij bedreigd werden door haar familie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de gestelde problemen met de islamitische vrouw ongeloofwaardig zijn, en dat er geen bewijs is van vervolging van Koptische christenen in Egypte. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat Koptische christenen in Egypte in het algemeen geen reëel risico lopen op vervolging.
Daarnaast hebben eisers beroep gedaan op medische omstandigheden, maar de rechtbank oordeelt dat het Bureau Medische Advisering (BMA) zorgvuldig heeft geoordeeld over de medische situatie van eiseres. De rechtbank concludeert dat de noodzakelijke medische behandeling in Egypte beschikbaar is en dat eisers niet hebben aangetoond dat deze behandeling feitelijk niet toegankelijk is. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.