Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 januari 2015, tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met productie 1 tot en met 14;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens houdende incidentele vordering tot overlegging van bewijs ex artikel 843a Rv, tevens conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak van 27 mei 2015, met productie 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord in het incident tot overlegging van bewijs ex artikel 843a Rv van 24 juni 2015, met productie 15 tot en met 28;
- de akte houdende overlegging producties van 25 september 2015 van de zijde van eiseressen met producties 29 tot en met 31, ingekomen ter griffie op 11 september 2015;
- de akte houdende overlegging producties van 25 september 2015 van de zijde van gedaagde met producties 9 en 10, ingekomen ter griffie op 11 september 2015;
- het aanvullend kostenoverzicht van de zijde van gedaagde, ingekomen ter griffie op 23 september 2015;
- het aanvullend kostenoverzicht (productie 32) van de zijde van eiseressen, ingekomen ter griffie op 24 september 2015;
- het pleidooi in de incidenten van 25 september 2015 en de ter gelegenheid daarvan door eiseressen en gedaagde overgelegde pleitnota’s;
- de akte inzake stellen procespartij tevens akte houdende overlegging producties van de zijde van eiseressen van 9 november 2016, met 2 producties;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 27 maart 2017;
- de incidentele conclusie houdende vordering tot tussenkomst althans voeging ex artikel 217 Rv van de zijde van interveniënte van 3 mei 2017 met productie 33.
2.De feiten
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in het bevoegdheidsincident
5.De beoordeling in het bevoegdheidsincident
(Vermeende) inbreuken op Uniemerk
6.Het geschil in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening
fishing expeditions’ is de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering in dat wetsartikel ingevolge lid 1 aan de volgende voorwaarden gebonden. 1) De eiser tot exhibitie dient een rechtmatig belang te stellen en te hebben. 2) De vordering moet “bepaalde bescheiden” (dan wel ander bewijsmateriaal ex artikel 1019a lid 2 Rv) betreffen waarover 3) de verweerder daadwerkelijk de beschikking heeft of kan krijgen. 4) De eiser tot exhibitie dient partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop de gevorderde specifieke bescheiden zien.
assurancedoor een registeraccountant. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat een registeraccountant die
assuranceniet kan geven. Toewijzing van het gevorderde leidt derhalve gemakkelijk tot executieproblemen. [10] Een minder verstrekkende opdracht tot het maken van een “rapport van feitelijke bevindingen”, zoals door gerechtshof ’s‑Hertogenbosch [11] voorgestaan, biedt naar het oordeel van de rechtbank Tommy Hilfiger Europe geen extra zekerheid ten aanzien van de juistheid van de opgave, omdat de accountant daarin kennelijk volgens zijn gedragsregels geen conclusies mag trekken. De accountant kan niet verklaren dat de opgave een getrouwe weergave van de werkelijkheid vormt en/of dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgave onjuist of onvolledig is [12] . Gelet op de beperkte zekerheid die een rapport van feitelijke bevindingen daardoor aan Tommy Hilfiger Europe zal bieden en gelet op het feit dat aan de veroordeling tot het doen van opgave een dwangsom wordt verbonden, rechtvaardigt dat niet de aanzienlijke kosten die met zo’n rapport gemoeid zijn.