ECLI:NL:RBDHA:2018:4005
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vreemdeling die zich tot het christendom heeft bekeerd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vreemdeling die zich tot het christendom heeft bekeerd. De vreemdeling, eiser, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de bekering van eiser niet geloofwaardig heeft kunnen achten. Eiser had aangevoerd dat hij in Iran was bekeerd tot het christendom en dat hij als gevolg daarvan problemen had ondervonden, waaronder invallen in zijn huiskerk en woning. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en etniciteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de bekering en de daarmee samenhangende problemen niet. Eiser had in beroep betoogd dat hij zijn bekering gedetailleerd had beschreven en dat hij niet inconsistent had verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet overtuigend had kunnen verklaren over zijn bekering en het proces dat daartoe had geleid. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering doorslaggevend gewicht kan worden toegekend aan de motieven voor en het proces van bekering. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aanvraag was gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormden. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.