ECLI:NL:RBDHA:2018:3849
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldigverklaring na alcoholmisbruik
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens rijbewijs ongeldig was verklaard door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het primaire besluit, genomen op 1 februari 2018, verklaarde het rijbewijs van de verzoeker ongeldig vanaf 8 februari 2018, na een aanhouding voor rijden onder invloed van alcohol. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 27 maart 2018 werd de verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang aanwezig was, maar dat dit niet automatisch leidde tot het toekennen van de voorlopige voorziening. De rechter beoordeelde de rechtmatigheid van het besluit van het CBR, waarbij de medische rapportages van de psychiater en de keurend arts in overweging werden genomen.
De psychiater had vastgesteld dat de verzoeker alcoholmisbruik vertoonde, wat leidde tot de ongeldigverklaring van het rijbewijs. De voorzieningenrechter concludeerde dat de rapportages voldoende grondslag boden voor de beslissing van het CBR en dat er geen aanleiding was om deze buiten beschouwing te laten. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, zoals de noodzaak van het rijbewijs voor werk en privé, prevaleerde het belang van de verkeersveiligheid. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.