Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 maart 2016, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 24 augustus 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 8 maart 2017, en de daarin genoemde
- de akte overlegging producties van 5 april 2017 van de zijde van [eiser] ,
- de akte overlegging producties van 19 april 2019 van de zijde van [gedaagde] ,
- de akte reactie aanvullende producties van 17 mei 2017 van de zijde van [eiser] ,
- de antwoordakte van 17 mei 2017 van de zijde van [gedaagde] ,
- de akte reactie en aanvullende producties voorts houdende uitlating comparitie van 31 mei
- de akte uitlating van 26 juli 2017 van de zijde van [eiser] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
de tuinhaard en het Van Dale woordenboek
gezamenlijkelening dan wel schuld.
het betalen van de gebruikersvergoeding alsmede de wettelijke rente acht ik gelet op alle omstandigheden onredelijk. Ik benadruk dat het niet mijn keuze is geweest om in de woning te blijven wonen.”Uit deze passage blijkt de door [gedaagde] bedoelde afspraak echter niet, en ook niet uit de overige door partijen overgelegde correspondentie. Uit de door [eiser] als productie 18 overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt veeleer dat [gedaagde] gedurende een langere periode aangaf dat zij de woning graag wilde overnemen en daar wilde blijven wonen. Dat strookt niet met de stelling van [gedaagde] dat zij slechts noodgedwongen in de woning is blijven wonen. De door [gedaagde] gestelde afspraak is dus niet vast komen te staan.
“Daarom moeten we er zo snel mogelijk vanaf! Zou ook huurkosten voor een woning voor mij kunnen opvoeren!”
Ten aanzien van de door [eiser] overgelegde WOZ-aanslagen heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat [eiser] zich na zijn vertrek uit de woning ten onrechte niet heeft uitgeschreven, waardoor de WOZ-aanslagen zijn berekend op basis van een meerpersoonshuishouden in plaats van op een eenpersoonshuishouden, en dat [eiser] de hieruit voortvloeiende meerkosten moet betalen. [eiser] heeft hiermee ingestemd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat deze meerkosten een bedrag van € 721,72 bedragen, welk bedrag dus geheel ten laste van [eiser] komt. Het schema van [eiser] dient dus op dit punt te worden gecorrigeerd.
€ 37.078,84. [eiser] heeft erkend dat dit bedrag klopt.
Ook hiervoor geldt dat alle betalingen van de en/of rekening zijn gedaan. Ook de ontvangen bedragen zijn hierop gestort. Gelet hierop is geen sprake van door [gedaagde] verrichte betalingen.
[eiser] heeft hierover gesteld dat hij uitsluitend gekend is in de offerte van € 1.500, en dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het hogere bedrag. De rechtbank is van oordeel dat nu niet ter discussie staat dat deze werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de gezamenlijke woning en [eiser] op zich heeft ingestemd met het inschakelen van de stukadoor, de eindfactuur in redelijkheid door elk van beide partijen bij helfte moet worden gedragen. Het schema van [eiser] dient dus op dit punt te worden gecorrigeerd.
€ 721,72, en de onder 4.30 genoemde bedragen van € 1.100 en € 285,86.