ECLI:NL:RBDHA:2018:3215
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure tussen huurder en verhuurder
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. De verzoeker, een huurder, had bezwaren geuit tegen de kantonrechter mr. C.W.D. Bom, die de hoofdprocedure behandelde. De verzoeker stelde dat hij niet volledig betrokken was bij het proces en dat zijn advocaat zonder zijn medeweten een schikking had getroffen. Hij voerde aan dat hij niet in staat was geweest om te reageren op mogelijke onwaarheden die door de verhuurder, Stichting Vestia, waren verteld. De wrakingskamer oordeelde echter dat de bezwaren van de verzoeker geen grond voor wraking opleverden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had geen inhoudelijke gronden aangevoerd die de onpartijdigheid van de kantonrechter in twijfel trokken. De wrakingskamer verklaarde het verzoek ontvankelijk, maar wees het af, en bepaalde dat de hoofdprocedure voortgezet kon worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden op de hoogte gesteld.