Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2018 in de zaken tussen
[eiser], eiser,
ProcesverloopBij besluiten van 27 juni 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de zin van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000.
Overwegingen
Eisers hebben de Iraanse nationaliteit. Eiser (vader) is geboren op [geboortedatum] 1972, eiseres 1 (moeder) is geboren op [geboortedatum] 1975 en eiseres 2 (dochter) is geboren op [geboortedatum] 1996. Eisers hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij onder druk worden gezet eiseres 2 met [persoon 1], een getrouwde man, te laten trouwen en zij bekeerd zijn tot het christendom.
- Identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers;
- Eiseres 2 is uitgehuwelijkt en daardoor zijn problemen ontstaan met de familie van de verloofde van eiseres 2;
- Eisers zijn bekeerd tot het christendom.
Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en stellen zich op het standpunt dat de het relaas met betrekking tot de uithuwelijking van eiseres 2 en hun bekering tot het christendom geloofwaardig zijn. Op hetgeen zij in dit verband hebben aangevoerd zal in het navolgende worden ingegaan.
Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte de gestelde uithuwelijking en de bekering ongeloofwaardig heeft geacht. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat eisers een risico op schending van artikel 3 van het EVRM lopen in geval van terugkeer naar Iran. Eisers komen niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. De aanvragen zijn terecht afgewezen als ongegrond.