ECLI:NL:RBDHA:2018:15503
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de afwijzing van een asielaanvraag van een Afghaanse man door de Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een 20-jarige Afghaanse asielzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De asielzoeker had bescherming aangevraagd omdat hij vreesde voor vervolging door de Taliban. De rechtbank oordeelde dat de IND niet voldoende had onderbouwd waarom de aanvraag was afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de IND de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de eiser niet goed had beoordeeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de veiligheidssituatie in de provincie Kunduz, waar de eiser vandaan komt. De rechtbank vernietigde het besluit van de IND en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank aangaf dat het wellicht raadzaam zou zijn om UNHCR te raadplegen over de situatie in Kunduz. De rechtbank veroordeelde de IND ook in de proceskosten van de eiser, die op € 1.252,50 werden vastgesteld.