ECLI:NL:RBDHA:2018:15278

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
C/09/564673/ KG RK 18/1758
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

Op 18 december 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, ingediend op 28 november 2018. Ondanks de late indiening werd het verzoek ontvankelijk verklaard. Het verzoek richtte zich tegen mr. A.M. Voorwinden, de rolrechter, en de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. H.J. Vetter, in een civiele procedure waarin verzoekster gedaagde was. De wrakingskamer oordeelde dat er geen blijk van vooringenomenheid was bij de rechters, en dat de afwijzing van het akte- en pleitverzoek door de rolrechter en de voorzitter niet onbegrijpelijk was. De wrakingskamer benadrukte dat de procedure niet bedoeld is om de juistheid van rechterlijke beslissingen te toetsen, maar enkel om de (schijn van) vooringenomenheid te beoordelen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2018/87
zaak- /rekestnummer: C/09/564673/ KG RK 18/1758
Beslissing van 18 december 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van,
in de zaak van
[verzoekster] .,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. M.A. Poelman te Amsterdam,
strekkende tot de wraking van
mr. A.M. Voorwinden,
(rol)rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
[belanghebbende] .,
[belanghebbende] .,
[belanghebbende] .,
[belanghebbende] .,
[belanghebbende] .,
alle gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
advocaat: mr. J. Fleming te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 28 november 2018, ingekomen op 29 november 2018;
- het faxbericht met bijlagen d.d. 30 november 2018 van de zijde van verzoekster;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 12 december 2018;
- de brief d.d. 13 december 2018 van de zijde van verzoekster, houdende een verzoek tot aanhouding;
- de brief d.d. 14 december 2018 van de zijde van verzoekster, houdende een herhaling van het verzoek tot aanhouding;
- een tweetal brieven met bijlagen d.d. 14 december 2018 van de zijde van verzoekster.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 17 december 2018 is namens de belanghebbenden mr. O.J.W Schotel verschenen. Verzoekster, noch haar advocaat zijn verschenen. De rechter heeft laten weten niet in de gelegenheid te zijn om te verschijnen.

2.Feiten

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/530449 / HA ZA 17-391 in een procedure waarin verzoekster gedaagde is tegen eisers, bovengenoemde belanghebbenden. In deze zaak heeft, nadat partijen hadden gere- en gedupliceerd, op 4 juni 2018 het pleidooi plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van 29 augustus 2018 is bepaald dat eisers in de gelegenheid worden gesteld om de in het vonnis genoemde stukken te overleggen. Daartoe is de zaak verwezen naar de rol van 26 september 2018. Verder is bepaald dat verzoekster, op een termijn van twee weken na het nemen van deze akte, in de gelegenheid wordt gesteld daarop bij akte te reageren. Nadat beide partijen akte hadden genomen, heeft de rolrechter de zaak op 24 oktober 2018 geplaatst voor partijberaad. Verzoekster heeft op 23 oktober 2018 een verzoek akte/pleidooi ingediend. Na genoemde roldatum, op 25 oktober 2018, maakten belanghebbenden hiertegen bezwaar. Op de op 26 oktober 2018 bijgewerkte rol heeft de rolrechter de zaak verwezen naar 7 november 2018 voor ‘uitlaten eiser’. De rolrechter heeft de zaak, na het herhaalde bezwaar van de belanghebbenden van 29 oktober 2018, de reactie van verzoekster van 29 oktober 2018 en de reactie van belanghebbenden op 6 november 2018, voor ‘rolbeslissing’ verwezen naar de roldatum van 21 november 2018. Op 20 november 2018 heeft de rechtbank per e-mailbericht aan verzoekster laten weten dat de akte die verzoekster thans wenst te nemen buiten de opdracht valt en om die reden wordt geweigerd. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om een beslissing op het pleidooiverzoek. Op 22 november 2018 is daarop bij roljournaal afwijzend beslist.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Het afwijzen door de rolrechter van twee gelijktijdig gedane rolverzoeken, te weten een akteverzoek en een pleitverzoek, duidt volgens verzoekster op de (schijn) van vooringenomenheid. Daartoe is volgens verzoekster redengevend dat de motivering van de afwijzing, door te verwijzen naar het tussenvonnis 29 augustus 2018 en te stellen dat de te nemen akte buiten de opdracht valt die de rechtbank daarin aan partijen gaf, onbegrijpelijk is. Door de zaak op de rol te plaatsen, heeft de rechtbank zich volgens verzoekster verplicht om de mogelijkheid van een akte- en pleitverzoek daadwerkelijk open te stellen. Door de verzoeken af te wijzen heeft de rolrechter verzoekster processueel zwaar benadeeld en de (te vermijden) schijn van vooringenomenheid op zich geladen.
Nadat verzoekster kennis had genomen van de motivering van de afwijzing van het pleitverzoek in het tussenvonnis van de rechtbank van 21 november 2018, heeft zij hierop bij faxbericht van 30 november 2018 gereageerd.
Bij schrijven van 14 december 2018 heeft verzoekster zich aanvullend op het standpunt gesteld dat, voor zover één van beide gewraakte beslissingen is genomen door één of meer andere rechter(s) dan de rolrechter, het wrakingsverzoek geacht moet worden te zijn gericht tegen de betreffende rechter(s) die het akteverzoek heeft/hebben afgewezen.
3.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3.3.
De belanghebbende hebben zich niet uitgelaten over het wrakingsverzoek.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Ontvankelijkheid van het verzoek
4.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoekster aangevoerde omstandigheden zijn aan haar bekend geworden op 22 november 2018 en het verzoek is gedaan op 28 november 2018 en ingekomen op 29 november 2018. Voor dit tijdsverloop is als verklaring gegeven dat de advocaat overleg heeft gepleegd met verzoekster, waarna laatstgenoemde heeft besloten het wrakingsverzoek in te dienen.
4.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer vormt voornoemde verklaring in het onderhavige geval voldoende aanleiding om de late indiening van het verzoek aanvaardbaar te achten. Verzoekster kan derhalve worden ontvangen in het verzoek.
Gewraakte rechter(s)
4.4.
Gelet op hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 29 augustus 2018, in samenhang met de brief van verzoekster van 14 december 2018, gaat de wrakingskamer er vanuit dat het wrakingsverzoek zich tevens richt tegen de voorzitter van de meervoudige kamer die dit vonnis heeft gewezen, te weten mr. H.J. Vetter
Wrakingsverzoek gericht tegen de (processuele) beslissing op het akte- en pleitverzoek
4.5.
De wrakingskamer overweegt dat de juistheid van een rechterlijke (processuele) beslissing alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter en deze niet dient als een verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt daarom geen oordeel toe over de juistheid van (tussen)beslissingen of over verzuimen om daarop te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er evenzeer tegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (Hoge Raad 25 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1413).
4.6.
Verzoekster vindt de rechter en de voorzitter van de meervoudige kamer vooringenomen omdat deze in haar ogen onjuiste beslissingen hebben genomen op het akte- en pleidooiverzoek. De beslissingen van de rechters zijn zo onbegrijpelijk dat deze een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat zij jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren, althans dat bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectie maatstaven gerechtvaardigd is aldus verzoekster.
Voornoemd akteverzoek is blijkens de stukken op 20 november 2018 afgewezen omdat het buiten de opdracht valt die de rechtbank in het tussenvonnis van 29 augustus 2018 aan partijen heeft gegeven. Het pleidooiverzoek is in het tussenvonnis van 21 november 2018 afgewezen omdat het, gelet op de stand van de procedure, in strijd is met de goede procesorde.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de wrakingskamer deze beslissingen niet inhoudelijk toetsen en ziet zij in de genoemde beslissingen van de rechters geen blijk van vooringenomenheid, zodat geen grond bestaat voor toewijzing van het wrakingsverzoek. De beslissing van de voorzitter van de meervoudige kamer om het akteverzoek af te wijzen, en die van de rolrechter om het pleidooi te weigeren, zijn immers geenszins onbegrijpelijk, nu in de zaak op 4 juni 2018 het pleidooi reeds had plaatsgevonden, en in het gewezen vonnis slechts binnen de daarin aangegeven grenzen nog bij akte kon worden gereageerd.
De nadere aanvullingen op het wrakingsverzoek, zoals door verzoekster verwoord in de brief met bijlagen van 30 november 2018, maken het oordeel van de wrakingskamer niet anders.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
5.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar advocaat mr. M.A. Poelman te Amsterdam;
• belanghebbenden in de hoofdzaak;
• de rechter en de voorzitter van de meervoudige kamer.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. O. van der Burg, M. Nijenhuis, P.M.E. Bernini, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Noorlander en in openbaar uitgesproken op
18 december 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.