Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2018 in de zaak tussen
[eiseres] ,
[naam 1] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
ProcesverloopBij besluit van 2 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
De algemene informatie over de veiligheidssituatie in Afghanistan, en Ghazni in het bijzonder, leidt volgens verweerder niet tot het oordeel dat sprake is van een wezenlijke
Eiseres voert verder aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het gegeven dat zij zich er niet toe heeft kunnen zetten om zelf kennis te nemen van de inhoud van de overgelegde documenten, afdoet aan de relevantie van die documenten.
De beroepsgrond slaagt niet.
Uit het ambtsbericht blijkt voorts dat voor Hazara’s vooral de wegen tussen Kabul en Ghazni, Kabul en Daikundi en Kabul en Bamyan zeer gevaarlijk zijn. Uit de verwijzing naar een rapport van het Australische Department of Foreign Affairs and Trade (DFAT) van september 2017 blijkt dat Hazara’s die reizen naar en van de Hazarajat (een aaneengesloten gebied dat zich over meerdere provincies uitstrekt, met name Bamyan, Daikundi en een deel van Ghazni en Wardak), in het bijzonder risico lopen op ontvoering en geweld.
Het district waar de echtgenoot van eiseres vandaan komt, ligt aan de rand van het door Hazara’s bevolkte gebied, waar de populatie veel gemengder is en waar in de omringende districten een aanzienlijke aanwezigheid van de Taliban is.
Eiseres wijst voorts op de ‘Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-Seekers from Afghanistan’ van de UNHCR van 19 april 2016 [3] , waarin staat dat er meldingen zijn van marteling of moord van terugkeerders uit het westen door anti-overheidselementen (AGE’s), zoals de Taliban. Ook wijst zij op het jaarrapport van het US Department of State over terrorisme in Afghanistan in 2016 van 19 juli 2017 [4] en een artikel van de Long War Journal van mei 2017.
Voorts heeft verweerder verwezen naar de eerdere asielprocedure van eiseres, waarin in rechte is komen vast te staan dat de situaties voor Hazara’s in Ghazni niet dusdanig is dat moet worden aangenomen dat eiseres hierdoor een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
Verweerder heeft zich daarbij voorts op het standpunt gesteld dat niet alleen de kwantitatieve bevolkingssamenstelling van het leefgebied van de echtgenoot van eiseres, maar ook de feitelijke situatie in dat gebied, geen grond biedt voor het oordeel dat eiseres daar behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep. Daartoe heeft verweerder verwezen naar het rapport van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) van december 2017. [7] Over de verslagperiode van dat rapport wordt geen melding gemaakt van grote aantallen (gewelds)incidenten tegen Hazara’s in de provincie Ghazni, of het leefgebied van de echtgenoot van eiseres in het bijzonder. De meeste geweldsincidenten zijn gerapporteerd in de districten die zich ver buiten het leefgebied van de echtgenoot van eiseres bevinden. Ook in het aangrenzende district Jaghatu, in de provincie Wardak, is geen sprake van grote aantallen (gewelds)incidenten in het algemeen of tegen Hazara’s in het bijzonder. Over het district Khwaja Umari, in het leefgebied van de echtgenoot van eiseres, wordt in het rapport opgemerkt dat het een van de districten is met een betere veiligheidssituatie.
De stelling van eiseres dat de Taliban een groot deel van het leefgebied van de echtgenoot van eiseres controleren en in dat gebied door bedreigingen, mishandelingen en moord hun islamitische leefregels afdwingen, vindt geen steun in de door haar aangehaalde rapporten. In het hiervoor genoemde EASO-rapport van december 2017 wordt weliswaar vermeld dat de Taliban zelf stelt dat zij de controle hebben over 60 procent van het distrcit Khwaja Umari, maar ook dat het districtscentrum in handen is van de overheid. De omstandigheid dat de Taliban aan invloed wint, heeft verweerder op zichzelf terecht onvoldoende geacht om te concluderen dat daarom thans sprake is van de uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, Vw. Verweerder heeft terecht doorslaggevende betekenis toegekend aan de informatie over het aantal geweldsincidenten waarvan burgers, of Hazara’s in het bijzonder, slachtoffer zijn geworden, dat in het leefgebied van de echtgenoot van eiseres relatief gering is.