ECLI:NL:RBDHA:2018:14739
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting door eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde T. Brandhorst, en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. Eiseres had beroep ingesteld tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting die op 30 december 2017 en 6 januari 2018 aan haar waren opgelegd. De naheffingsaanslagen waren opgelegd omdat eiseres haar auto had geparkeerd in straten waar haar parkeervergunning niet geldig was. Eiseres betwistte de naheffingsaanslagen en voerde aan dat zij niet duidelijk was gewezen op het einde van de vergunningszone en dat de kosten die door verweerder in rekening waren gebracht te hoog waren.
De rechtbank overwoog dat eiseres verantwoordelijk is voor het op de hoogte zijn van de voorwaarden van haar parkeervergunning. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet voldeed aan de vergunningsvoorwaarden door te parkeren in de straten waar de vergunning niet geldig was. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad dat bevestigt dat er geen sprake is van parkeren met een vergunning als niet aan de voorwaarden wordt voldaan.
Wat betreft de kosten die aan de naheffingsaanslagen zijn verbonden, oordeelde de rechtbank dat deze kosten in overeenstemming zijn met de gemeentelijke regelgeving en dat de door verweerder opgegeven kosten niet onterecht waren. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 december 2018.