ECLI:NL:RBDHA:2018:12420
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat er ernstige structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië, wat haar overdracht naar dat land onaanvaardbaar zou maken.
De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat Italië in staat was om de asielzoekers adequaat op te vangen. Dit oordeel was vooral gebaseerd op een decreet van de Italiaanse overheid van 24 september 2018, dat de toegang tot opvanglocaties voor kwetsbare asielzoekers beperkte. De rechtbank concludeerde dat de verweerder niet had kunnen aantonen dat er geen sprake was van ernstige tekortkomingen in het Italiaanse opvangsysteem. Daarom werd het beroep van eiseres gegrond verklaard, en werd het bestreden besluit vernietigd. Verweerder werd opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, die op € 1.002,- zijn vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de verantwoordelijkheden onder de Dublinverordening, vooral in het licht van de actuele situatie in Italië met betrekking tot de opvang van asielzoekers.