3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Verklaringen [slachtoffer]
) heeft geen aangifte gedaan. Wel heeft hij meerdere gesprekken gevoerd met de politie die in processen-verbaal zijn opgenomen. Ook heeft hij als getuige een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris.
Op 1 augustus 2018 omstreeks 13.20 uur heeft [slachtoffer] in zijn woning aan [ades] te Ammerstol tegenover de politie verklaard dat hij door zijn overbuurman [ades] , [verdachte], met een honkbalknuppel geslagen was. Die dag lag hij op de bank in zijn woonkamer te slapen toen hij wakker werd van gebonk op de voordeur van zijn woning. [slachtoffer] liep naar de voordeur van zijn woning en opende deze. Verdachte stond voor de voordeur en begon direct met een honkbalknuppel met kracht op [slachtoffer] in te slaan, eerst op zijn hoofd en, nadat [slachtoffer] zich afweerde, op de rest van zijn lichaam en daarna op zijn benen ter hoogte van zijn knieën. Verdachte sloeg meerdere malen en met veel kracht met de honkbalknuppel op [slachtoffer] rechterknie. [slachtoffer] vermoedde dat de knieschijf van zijn rechterknie op meerdere plaatsen gebroken was omdat hij drie stukken knieschijf voelde. Hij had ook een bloedende hoofdwond. Verdachte had de woning van [slachtoffer] verlaten in onbekende richting.
[slachtoffer] heeft aanvullend verklaard dat hij, toen hij de deur opendeed, zich gelijk omdraaideom naar de woonkamer te lopen. Verdachte sloeg er meteen op los; [slachtoffer] werd als eerste op zijn achterhoofd geraakt. Hij draaide zich na die klap om en zag dat verdachte een knuppel vasthad.Dit was een houten knuppel.Verdachte sloeg een aantal keren op zijn romp en probeerde twee keer zijn linkerknie te raken. Dat lukte echter niet. Hij raakte wel zijn rechterknie. [slachtoffer] viel op de grond en zag dat zijn been naar binnen gedraaid stond. Verdachte had de knuppel met twee handen vast en bewoog de knuppel over zijn schouder naar achteren. Hij maakte een soort hakbeweging van boven naar beneden.[slachtoffer] is in een hoekje gedrukt en hij ging maar slaan.
Aangifte [broer van slachtoffer]
) heeft op 5 augustus 2018 namens [slachtoffer] aangifte gedaan van het voorval op 1 augustus 2018. [broer van slachtoffer] heeft daarbij verklaard dat hij bij zijn moeder was toen zij die 1 augustus omstreeks 12:08 uur werd gebeld door [slachtoffer] . Hij hoorde [slachtoffer] roepen dat de buurman hem overal met een knuppel had geslagen en dat het bloed eruit spoot, dat hij niet kon lopen omdat hij zijn knie bij elkaar moest houden en dat hij een gat in zijn hoofd had. [broer van slachtoffer] en zijn moeder zijn meteen in de auto gestapt en naar [slachtoffer] gereden.
[broer van slachtoffer] heeft bij zijn aangifte foto’s overlegd van een WhatsAppgesprek tussen hem en verdachte dat begint op 2 augustus 2018 om 03:14 uur en waarin onder meer staat:
[broer van slachtoffer] : “Me bro ter ze poot id verbrijzeld. Ze knie. Niks zeg jij.”
[verdachte] : “Had hij maar moeten op houden man.”
[broer van slachtoffer] : “Is dat zo je slaat iemand die ze fycking ogen nog dicht heeft zitten. Een gat in zijn hoofd.”
[verdachte] : “Hij heeft me twee dagen dwars gezeten en ik heb hem gezegd dat hij moest op houden en dat deed hij niet.”
Letsel [slachtoffer]
Op 1 augustus 2018 hebben een arts-assistent en chirurg van het Groene Hart Ziekenhuis de huisarts van [slachtoffer] geïnformeerd dat hij die dag de Spoedeisende Hulp heeft bezocht en dat zij na onderzoek hebben geconcludeerd dat sprake is van een trauma capitis zonder bewustzijnsverlies of klachten: scheurwond occipitaal (
achterkant van het hoofd) ca. 5 cm en een comminutieve patellafractuur (
gebroken knieschijf) rechts. Verder hebben zij enkele hematomen/excoraties (
blauwe plekken/schaafwonden) geconstateerd.
Op 31 augustus 2018 heeft forensisch arts S.M. Khargi verklaard dat bij [slachtoffer] sprake zou zijn geweest van een hoofdwond die gehecht is en meerdere botbreuken in de knieschijf, waardoor er kan worden gesproken van verbrijzeling. De breuken in de knieschijf zijn operatief gezet op 3 augustus 2018.Op 12 oktober 2018 heeft forensisch arts M.M. Wolfs verklaard dat [slachtoffer] op 24 september 2018 heeft aangegeven last te hebben van geheugenstoornissen sinds het ongeval. Wat betreft het hoofdletsel, de scheurwond en de hersenschudding, wordt volledig herstel verwacht. Wat betreft de knieschijf is de geschatte genezingsduur 6-12 maanden, waarbij is opgemerkt dat restklachten mogelijk zijn.
[broer van slachtoffer] heeft op 1 augustus 2018 een foto aan de politie verzonden waarop een open wond op het achterhoofd van [slachtoffer] te zien is.
Verklaringen buurtbewoners
Buurtbewoners van de [ades] te Ammerstol hebben verklaard dat zij op 1 augustus 2018 hebben gezien dat de bewoner van de benedenwoning, [verdachte] , op zijn scooter stapte en met een honkbalknuppel tussen zijn benen de straat uit reed. Dit was ongeveer een uur voordat de ambulance en de politie kwamen.
Camerabeelden
De politie heeft beelden uitgekeken van een camera gericht op de [ades] te Ammerstol. Dit is één van de twee mogelijke routes tussen Ammerstol en Schoonhoven, waar verdachte enige dagen na het voorval in de woning van zijn ex-vriendin is aangehouden.Daarop hebben zij gezien dat er op 1 augustus omstreeks 12:08 uur een man op een donkere scooter over die laan rijdt, in de richting van de provinciale weg N210. Tussen zijn benen zit een voorwerp, gelijkend op een stok/honkbalknuppel. De scooter is herkend als een Piaggo type C25. De ex-vriendin van verdachte, [naam 1] , heeft exact zo’n snorscooter. De politie herkent de bestuurder als verdachte.
Sporenonderzoek
In de woning aan de [ades] is forensisch onderzoek verricht. Daarbij is onder meer een bloedspattenpatroon in de entreehal op de houten vloeren en deur geconstateerd, alsook twee rondvormige beschadigingen in de deur van de meterkast met nabij deze beschadigingen twee contactsporen, die door overdracht op de muur en de meterkast zijn neergekomen.
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft eerst bij zijn tweede politieverhoor en ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] geld van hem wilde en dat hij [slachtoffer] niet wilde betalen. [slachtoffer] bleef maar appen over dat geld, terwijl verdachte al meerdere malen had gezegd dat hij moest ophouden daarmee. Op 1 augustus 2018 kwam verdachte rond een uur of 01:00 thuis, [slachtoffer] bleef maar berichten sturen, onder meer: “Gelukkig maar dat je niet ben geweest dan zou ik je kop eraf gehakt gabber”. Verdachte heeft daarop zijn telefoon uitgezet. De volgende ochtend werd hij wakker en heeft hij rond 11:45 uur zijn telefoon aangezet. Rond 11:55 uur kreeg hij berichtjes binnen van [slachtoffer] , met daarin onder meer: “Kom je nog”.Verdachte heeft verklaard dat hij toen dacht: ik loop er wel even heen om te vragen wat [slachtoffer] nou wilde. Door het raam zag hij [slachtoffer] naar de keuken vliegen en vermoedde toen dat [slachtoffer] een mes ging pakken. Daarop is verdachte teruggelopen naar zijn woning en heeft uit zijn gang een knuppeltje gepakt, een houten kindercricketslag van ongeveer 40 centimeter. Toen is hij weer teruggelopen en ondertussen ging [slachtoffer] s deur open. Hij zag [slachtoffer] staan met een mes in zijn rechterhand. Verdachte zag geen mogelijkheid meer om te vluchten en koos ervoor de confrontatie aan te gaan. Hij heeft verklaard te hebben gedacht: ik ga niet wachten tot ik gestoken word en hij wilde [slachtoffer] “een goeie poeier” geven. Hij sloeg [slachtoffer] op zijn linkerarm. Zijn rechterarm zat tegen de deurpost aan, dus er was geen ruimte om hem daarop te slaan. [slachtoffer] viel meteen na de klap, op zijn rechterkant met zijn gezicht naar de inbouwkast aan de linkerkant. Verdachte gaf hem nog een klap op zijn linker bovenbeen toen hij op de grond lag. [slachtoffer] verweerde zich niet; het mes heeft verdachte niet meer gezien en ook niet horen vallen. Verdachte heeft [slachtoffer] niet op zijn achterhoofd, noch op zijn rechterknie geslagen. Mogelijk heeft [slachtoffer] dit letsel opgelopen bij zijn val. Verdachte heeft geen bloed gezien en hij heeft evenmin gezien dat [slachtoffer] s knie naar binnen gedraaid stond toen hij op de grond lag. Na de tweede klap is verdachte weggegaan, [slachtoffer] stond nog op en heeft de deur achter hem dicht gedaan. Verdachte is op de scooter naar zijn ex gereden, met het knuppeltje in de buddyseat. Tijdens zijn tweede politieverhoor heeft verdachte verklaard dat hij het knuppeltje heeft vernietigd, ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij het onderweg heeft weggegooid. Verdachte herkent zichzelf niet op de camerabeelden van de [ades] te Ammerstol van 1 augustus 2018.
Oordeel rechtbank over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en aannemelijkheid verklaringen verdachte
De verklaringen van verdachte en die van [slachtoffer] lopen op essentiële punten uit elkaar. De rechtbank ziet evenwel, anders dan door de verdediging is betoogd, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft meerdere verklaringen afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, die in de kern consistent zijn. De verklaringen vinden bovendien voldoende steun in overige bewijsmiddelen. Het geconstateerde letsel en de aangetroffen sporen passen precies in het verhaal van [slachtoffer] over de toedracht van het letsel. Dit in tegenstelling tot de verklaringen van verdachte, die juist worden weerlegd door die bewijsmiddelen. Zo komt het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel daarmee niet overeen en kan het daardoor bovendien niet worden verklaard: Het letsel op het achterhoofd van [slachtoffer] komt niet overeen met een slag tegen de linkerarm en de rechtbank acht niet aannemelijk dat deze
scheurwond door de val is ontstaan. Gelet op de omschrijving van de val door verdachte, waarbij hij zou zijn gevallen met zijn gezicht naar de linker zijmuur zou hij hooguit - indien hij helemaal in de hoek zou zijn gevallen - de bovenkant van zijn hoofd hebben kunnen stoten tegen de achtermuur. Nog lost van het gegeven dat de verwonding zich niet op de bovenkant van [slachtoffer] s hoofd bevindt is er op de achtermuur in het geheel geen bloed te zien, hetgeen bij een dergelijke scheurwond wel in de lijn der verwachtingen ligt. Daarbij komt dat de contactbloedsporen op de inbouwkast op de linker zijmuur niet consistent zijn met verdachtes verklaring dat [slachtoffer] met zijn gezicht naar de kast is gevallen; de verbrijzelde knie kan voorts naar oordeel van de rechtbank, naar algemene ervaringsregels, niet worden veroorzaakt door een enkele val op de vloer uit staande houding. Verdachtes verklaring dat hij heeft geslagen met een relatief kleine (kinder)knuppel die hij nadien, gelet op het beperkte formaat, in de buddyseat van de scooter zou hebben gedaan, klopt bovendien niet met de verklaringen van buurtbewoners die spreken over een honkbalknuppel en camerabeelden, waarop een stok of knuppel tussen zijn benen is te zien. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenning van verdachte door de politieagent op de beelden. Deze hoofdagent heeft verdachte verhoord en heeft hem herkend aan onder meer postuur, houding en kale hoofd. Bovendien wordt deze herkenning ondersteund door de verklaringen van de buurtbewoners, verdachtes verklaring dat hij na het voorval naar zijn ex is gereden op de scooter, de route en het tijdstip. Ten slotte past het verhaal van verdachte niet bij het WhatsApp-verkeer tussen hem en [broer van slachtoffer] , van de nacht na het voorval, waarin hij in het geheel niet spreekt over een mes. De verklaringen van verdachte worden dan ook door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven. De rechtbank ziet in het dossier evenwel wel steun voor zijn verklaring dat hij het laatste bericht van [slachtoffer] eerst om 11:55 uur heeft ontvangen.
Tussenconclusie
Uit vorengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] door verdachte in elk geval eenmaal op zijn achterhoofd is geslagen met een honkbalknuppel en meermalen op zijn rechterknie is geslagen. Daardoor heeft [slachtoffer] , respectievelijk, een scheurwond en hersenschudding opgelopen, alsook een verbrijzelde (rechter)knie. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat [slachtoffer] , conform zijn verklaringen, meerdere malen op zijn hoofd is geslagen, vindt zij hiervoor geen steun in de overige bewijsmiddelen.
Feit 1 primair (poging moord, dan wel doodslag)
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer] en of verdachte het feit heeft gepleegd met voorbedachte raad.
Opzet
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] om het leven heeft willen brengen. De rechtbank zal voor de vraag of bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] dus moeten kijken naar de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van het slachtoffer – aanwezig is indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Factoren die hierbij van belang kunnen zijn, zijn het voorwerp waar mee is geslagen, de plaats waar het voorwerp het slachtoffer heeft geraakt en de kracht waarmee dit is gebeurd. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich voorts willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Hierbij is van belang dat bepaalde handelingen zozeer gericht kunnen zijn op het intreden van het gevolg dat het niet anders kan, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, dan dat verdachte in dat geval deze kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het slaan op het hoofd met een zwaar voorwerp een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel meebrengt als dit met kracht gebeurt. Het hoofd is immers een bijzonder kwetsbaar deel van het lichaam. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een houten honkbalknuppel gericht op [slachtoffer] s achterhoofd heeft geslagen en dat hij dit, gelet op de daardoor ontstane scheurwond, de geconstateerde bloedsporen en de hersenschudding, met kracht moet hebben gedaan. In het feit dat verdachte in een volgende slag [slachtoffer] s knie heeft verbrijzeld ziet de rechtbank ook geen contra-indicatie dat er met kracht is geslagen. De aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] door dergelijk handelen zou komen te overlijden was naar het oordeel van de rechtbank, anders dan betoogd door de officier van justitie en de verdediging, dan ook wel degelijk aanwezig.
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] om het leven wilde brengen, is de rechtbank voorts van oordeel dat de gedragingen van verdachte, te weten het met kracht op het achterhoofd slaan met een honkbalknuppel, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van [slachtoffer] gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte ook willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Sterker nog, verdachte heeft [slachtoffer] nadat hij hem nog een keer had geslagen in zijn woning bloedend uit zijn hoofd achtergelaten en is weggegaan.
De rechtbank acht gelet op dit alles bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] door hem met een honkbalknuppel met kracht op zijn hoofd te slaan.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat het door verdachte om 11:55 uur ontvangen bericht van [slachtoffer] , met daarin: “Kom je nog” voor hem de spreekwoordelijke druppel moet zijn geweest. Verdachte is immers direct na het ontvangen daarvan, en niet reeds de voorafgaande avond of nacht toen hij ook al berichten van [slachtoffer] ontving, verhaal gaan halen. Verdachte is ook direct na het openen van de deur begonnen met slaan. Deze omstandigheden vormen voor de rechtbank belangrijke contra-indicaties voor voorbedachte raad en zij is van oordeel dat hieraan een zwaarder gewicht moet worden toegekend dan aan de omstandigheid, zoals door de officier van justitie naar voren is gebracht, dat voor verdachte korte tijd en gelegenheid heeft bestaan om zich te beraden over het genomen of het te nemen besluit en na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte het gevolg moet zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat hij van dit bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem eenmaal met kracht met een honkbalknuppel op het hoofd te slaan.
Feit 2 (toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, al dan niet met voorbedachten rade)
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [slachtoffer] s verbrijzelde (rechter)knie is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel en zo ja, of verdachte opzet had op het toebrengen van dit zwaar lichamelijk letsel al dan niet met voorbedachte raad.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht onder meer wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Ook in andere gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] s verbrijzelde knieschijf is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, zoals hiervoor gedefinieerd. [slachtoffer] is hier immers op 3 augustus 2018 aan geopereerd, de geschatte genezingsduur is 6-12 maanden met bovendien kans op restklachten.
Opzet
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte daadwerkelijk de bedoeling gehad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Immers heeft hij met een honkbalknuppel, reeds nadat hij [slachtoffer] daarmee vanachter heeft aangevallen en een bloedende hoofdwond heeft geslagen, meermalen dusdanig hard op [slachtoffer] s knie geslagen dat deze op zoveel plaatsen is gebroken dat gesproken kan worden van een verbrijzeling.
Voorbedachte raad
De rechtbank ziet ook voor dit feit, gelet op hetgeen zij hieromtrent reeds bij de beoordeling van feit 1, primair, heeft overwogen, geen aanknopingspunten voor voorbedachte raad. Deze ziet zij ook niet in de tijdspanne tussen de klap op [slachtoffer] s achterhoofd en de klappen op zijn rechterknie, nu geenszins is gebleken, en gelet op de feiten en omstandigheden van het geval ook onaannemelijk is, dat op dat moment voor verdachte de gelegenheid tot reflectie heeft bestaan. Ook deze klappen heeft naar het oordeel van de rechtbank plaatsgehad als gevolg van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] .