ECLI:NL:RBDHA:2018:13920
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vreemdeling met beroep op bekering tot het christendom en vrezen voor militie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraakse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De vreemdeling, geboren in 1994, had in juni 2014 problemen ondervonden bij een controlepost in Irak, waar hij door leden van de sjiitische militie Asaab Al Hak was vastgehouden. Hij heeft zijn land verlaten en stelt dat hij als gevolg van zijn bekering tot het christendom bij terugkeer in Irak te vrezen heeft voor vervolging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat de vreemdeling zijn bekering niet geloofwaardig kon maken en de vrees voor vervolging niet aannemelijk was. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de vreemdeling niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nog steeds gevaar loopt van de Asaab Al Hak militie, gezien het feit dat het incident bij de controlepost al vier jaar geleden had plaatsgevonden. Ook zijn argumenten over zijn Soennitische achtergrond en de risico's die hij daarbij zou lopen, werden door de rechtbank niet overtuigend geacht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.