4.2.4Uit het dossier blijkt dat verweerder eiser bij brief van 7 november 2017 heeft meegedeeld dat de aanvraag in behandeling kan worden genomen als de leges betaald worden waarbij eiser de gelegenheid is gegeven om binnen twee weken na de datum van deze brief de leges te voldoen. Eiser heeft vervolgens de leges voldaan en heeft verweerder inhoudelijk op de aanvraag beslist. Nu sprake is van een juiste toepassing van artikel 4:5 Awb heeft verweerder, gelet op de aard van de heroverweging als hiervoor is overwogen, daartoe de bevoegdheid. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het primaire besluit rechtens juist is en dat van een herroeping van het primaire besluit geen sprake is. De beroepsgrond slaagt niet. De stelling van eiser, dat verweerder gelet op het bepaalde in artikel 24, tweede lid, Vw geen beslisruimte toekomt, volgt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet.
5. Gelet op wat in de rechtsoverwegingen 3.3.1 en 3.3.2 is overwogen, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van artikel 7:12 Awb.
6. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
7. Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb gelast de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
8. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.002,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
Verzoek om een voorlopige voorziening
9. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
10. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
11. Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb gelast de voorzieningenrechter dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
12. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 501,- (1 punt voor de voorlopige voorziening, wegingsfactor 1).