ECLI:NL:RBDHA:2018:13597
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na beëindiging proefplaatsing
Op 14 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen. De eiser, die een bijstandsuitkering ontving, had zijn uitkering met 100% verlaagd gekregen omdat hij zijn proefplaatsing bij een kweker vroegtijdig had beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 31 oktober 2017 een besluit ontving waarin zijn uitkering werd verlaagd voor de periode van 1 november 2017 tot 1 december 2017. Dit besluit werd gehandhaafd in een bestreden besluit van 3 mei 2018, waartegen de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 10 oktober 2018 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn echtgenote, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de eiser verplichtingen had op grond van de Participatiewet, waaronder de verplichting om gebruik te maken van aangeboden re-integratievoorzieningen. De rechtbank concludeerde dat de eiser verwijtbaar had gehandeld door zijn proefplaatsing te beëindigen zonder geldige reden, en dat hij niet had aangetoond dat zijn psychische klachten of taalbarrières hem belemmerden in zijn communicatie met de werkgever of de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de verweerder op goede gronden de bijstandsuitkering had verlaagd en dat er geen aanleiding was om van de maatregel af te zien.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.