ECLI:NL:RBDHA:2018:1358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
C-09-544821-KG ZA 17-1599
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van executoriaal beslag wegens het ontbreken van een voor tenuitvoerlegging vatbare titel in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die op 9 februari 2018 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde de man in kort geding de opheffing van executoriale beslagen die door de vrouw waren gelegd op zijn aandelen in twee besloten vennootschappen en bij Allianz Nederland Levensverzekering N.V. en ASR Levensverzekering N.V. De vrouw had deze beslagen gelegd op basis van een beschikking van de rechtbank van 27 september 2017, waarin de echtscheiding tussen partijen was uitgesproken. De man betwistte dat de beschikking een executoriale titel opleverde voor de vordering die de vrouw meende te hebben, en stelde dat de vrouw misbruik maakte van haar bevoegdheid door tot beslaglegging over te gaan.

De rechtbank oordeelde dat de beschikking van 27 september 2017 geen voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen bevatte met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap. De voorzieningenrechter volgde de man in zijn betwisting van het standpunt van de vrouw en concludeerde dat de executoriale beslagen onrechtmatig waren, omdat er geen toereikende grondslag voor bestond. De vorderingen van de man werden toegewezen, en de vrouw werd verboden om verdere beslagen te leggen. Tevens werd de vrouw veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke executoriale titel in het kader van echtscheidingsprocedures en de voorwaarden waaronder beslaglegging kan plaatsvinden. De rechtbank stelde dat de vrouw, door onterecht beslag te leggen, de man had genoodzaakt om dit kort geding aanhangig te maken, wat leidde tot de veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/544821 / KG ZA 17-1599
Vonnis in kort geding van 9 februari 2018
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.C. van den End te Den Haag,
tegen:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'de man' en 'de vrouw'.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de (twee) brieven van de vrouw van 25 januari 2018, met producties;
- de (twee) brieven van de man van 25 januari 2018, met producties;
- de op 26 januari 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de vrouw pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn op [datum] 1989 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd.
2.2.
Partijen hebben ieder 50% van de aandelen in [BV I] , die op haar beurt alle aandelen houdt in [BV II] , waarin de tandartsenpraktijk van partijen is ingebracht.
2.3.
Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van deze rechtbank van 27 september 2017 is de echtscheiding uitgesproken tussen partijen. Voor zover hier van belang vermeldt de beschikking:
"Beoordeling
(…)
Verrekening
(…)
Ad i en j: polis Allianz [nummer 1] en polis Allianz [nummer 2]
De vrouw stemt in met het voorstel van de man om de twee Allianz polissen te splitsen en het waardeverschil per peildatum te verrekenen De waarden per de peildatum bedragen respectievelijk € 193.813,57 ( [nummer 1] ) en€ 129.041,32 ( [nummer 2] ). De verrekening zal plaatsvinden zoals hierna in het dictum is bepaald.
Ad k en l: polis ASR [nummer 3] en polis ASR [nummer 4]
Partijen zijn het er over eens dat ieder de ASR polis behoudt die op zijn, respectievelijk haar naam staat en dat het verschil in de waarden per de peildatum wordt verrekend, in die zin dat ieder de he]ft ontvangt. De verrekening zal plaatsvinden zoals hierna in het dictum is bepaald.
(…)
Beslissing
De rechtbank:
(…)
bepaalt dat partijen met elkaar moeten verrekenen de waarde per 31 december 2016 van de volgende goederen, zoals hiervoor onderh tot en met poverwogen:
aan de zijde van de man:
- polis Allianz [nummer 1] ;
- polis ASR [nummer 3] ;
(…)
aan de zijde van de vrouw:
(…)
- polis Allianz [nummer 2] ;
- polis ASR [nummer 4] ;
(…)"
2.4.
De echtscheidingsbeschikking is op 7 december 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5.
Bij exploot van 7 december 2017 heeft de vrouw aan de man laten betekenen (i) de beschikking van 27 september 2017 en (ii) een brief van (de advocaat van) de vrouw betreffende de berekening van een vordering die zij stelt te hebben krachtens die beschikking, met bevel om onmiddellijk, althans binnen twee dagen, over te gaan tot betaling van een bedrag van (in hoofdsom) € 33.982,--, te vermeerderen met kosten. De man heeft hieraan niet voldaan.
2.6.
Bij brief van 11 december 2017 heeft de man aan de rechtbank verzocht om de beschikking van 27 september 2017 te verbeteren, omdat daarin volgens hem een - voor eenvoudig herstel vatbare - misslag voorkomt voor wat betreft de Allianz-polissen. Ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding had de rechtbank nog niet beslist op dat verzoek. Vanwege het uitblijven van die beslissing en het verstrijken van de appeltermijn, heeft de man hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 27 september 2017.
2.7.
Krachtens de beschikking van 27 september 2017 heeft de vrouw op 12 december 2017 ten laste van de man executoriale beslagen laten leggen op (i) de aandelen van de man in [BV I] , (ii) de aandelen van de man in [BV II] en (iii) onder Allianz Nederland Levensverzekering N.V.
2.8.
Bij beschikking van de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2017 is - bij wijze van onmiddellijke voorziening - mr. [A] te [plaats] aangewezen als bestuurder van [BV I] met beslissende stem en als beheerder van de aandelen in de vennootschap.
2.9.
Op of omstreeks 9 januari 2018 heeft de vrouw aan deze rechtbank verzocht te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen van de man in [BV I] zal worden overgegaan en op welke wijze en onder welke voorwaarden die verkoop zal dienen plaats te vinden.

3.Het geschil

3.1.
Na vermeerdering/wijziging van eis vordert de man, zakelijk weergegeven:
I.
- de vrouw - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te verbieden executoriaal beslag te leggen op de aandelen van de man in [BV I] en onder Allianz Nederland Levensverzekering N.V. en ASR Levensverzekering N.V.;
II.
primair
- de op 27 december 2017 door de vrouw gelegde executoriale beslagen op te heffen;
subsidiair
- de vrouw - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te veroordelen de door haar op 27 december 2017 gelegde executoriale beslagen onmiddellijk op te heffen;
een en ander met veroordeling van de vrouw in de werkelijke kosten van de procedure, te begroten op een bedrag van € 4.300,--.
3.2.
Daartoe voert de man - samengevat - het volgende aan.
De vrouw maakt misbruik van bevoegdheid, althans handelt onrechtmatig jegens de man, door over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de beschikking van 27 september 2017 middels de executoriale beslagleggingen op 12 december 2017. Daarvoor is van belang dat die beschikking geen executoriale titel oplevert voor de vordering die de vrouw meent te hebben op de man. Voor het geval mocht worden geoordeeld dat dit toch het geval is, bevat de beschikking een misslag. In het kader van echtscheidingsprocedure heeft de man voorgesteld dat (i) de Allianz-polissen worden gesplitst en (ii) iedere partij zijn/haar eigen ASR-polis behoudt onder verrekening van het verschil in waarde. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2017 is vrouw daarmee akkoord gegaan. In strijd daarmee heeft de rechtbank in het dictum van de beschikking beslist dat ook het verschil in waarde van de Allianz-polissen moet worden verrekend, terwijl er na de door de man voorgestelde splitsing van die polissen geen sprake meer kan zijn van verrekening; daardoor verkrijgt elke partij immers de helft van de waarde van iedere polis. Als gevolg van de misslag in de beschikking stelt de vrouw thans een vordering te hebben op de man en heeft zij - in het bijzonder op grond daarvan - op 12 december 2017 de executoriale beslagen laten leggen.
3.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De vrouw heeft aangevoerd dat de man geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Daarin kan zij echter niet worden gevolgd. Een vordering als de onderhavige is immers naar haar aard en strekking reeds spoedeisend. Indien moet worden geoordeeld dat de door de vrouw gelegde beslagen dienen te worden opgeheven, heeft de man er belang bij dat zulks zo snel mogelijk gebeurt.
4.2.
Tussen partijen is op de eerste plaats in geschil of de beschikking van 27 september 2017 voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen ten aanzien van de verdeling van de gemeenschap bevat. De vrouw stelt zich op het standpunt dat dit het geval is en zij heeft op basis daarvan executoriale beslagen laten leggen ten laste van de man. De voorzieningenrechter volgt de man echter in zijn betwisting van dat standpunt van de vrouw. De beschikking vormt geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel voor wat betreft de vaststelling van de verdeling van de gemeenschap. Hetgeen de rechtbank in het kader van die vaststelling ten aanzien van de diverse bestanddelen van de gemeenschap heeft bepaald - waarbij geen sprake is van één of meer veroordelingen in het dictum - biedt slechts de grondslag voor de saldering van de activa en de passiva van de gemeenschap, maar houdt deze nog niet in (zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5215). Het voorgaande klemt hier te meer nu tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de saldering van de activa en de passiva en verrekeningen moeten plaatsvinden van niet in de beschikking genoemde saldi en niet van alle te verdelen bestanddelen de waarde in de beschikking is opgenomen. Daar komt bij dat onduidelijk is hoe zal worden beslist op het verzoek van de man tot verbetering van de beschikking. De executoriale beslagen missen dan ook een toereikende grondslag, zodat deze onrechtmatig zijn.
4.3.
De slotsom is dat de vorderingen van de man zullen worden toegewezen op de hieronder in het dictum vermelde wijze. De subsidiaire grondslag van de vordering - een vermeende misslag - kan daarmee verder onbesproken blijven.
4.4.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing op de onder 3.1 sub I vermelde vordering is aangewezen. De dwangsom zal worden gemaximeerd zoals door de man gevorderd. Voorts zal worden bepaald dat de dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.5.
De vrouw zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Nu de vrouw op onrechtmatige wijze is overgegaan tot beslaglegging en daarmee de man heeft genoodzaakt dit kort geding aanhangig te maken, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om - zoals gebruikelijk tussen ex-echtelieden - de proceskosten te compenseren. Het gaat echter te ver om de vrouw te veroordelen in de daadwerkelijke kosten van de procedure aan de zijde van de man. Zijn daartoe strekkende vordering komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de vrouw om krachtens de beschikking van 27 september 2017 executoriaal beslag te leggen op de aandelen van de man in [BV I] , onder Allianz Nederland Levensverzekering N.V. en onder ASR Levensverzekering N.V., zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat de vrouw daarmee in gebreke blijft, met een maximum van
€ 50.000,--;
5.2.
bepaalt dat die dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.4 vermeld;
5.3.
heft op de op 12 december 2017 door de vrouw ten laste van de man gelegde executoriale beslagen op de aandelen van de man in [BV I] en [BV II] en onder Allianz Nederland Levensverzekering N.V.;
5.4.
veroordeelt vrouw in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de man begroot op € 1.187,42, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 291,-- aan griffierecht en € 80,42 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018.
jvl