ECLI:NL:RBDHA:2018:13450

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
C/09/561183/ KG RK 18-1438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van het wrakingsinstrument

Op 8 november 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die een wraking had ingediend tegen mr. I.D. Bellaart, kantonrechter in een lopende procedure. Ondanks de intrekking van het wrakingsverzoek, besloot de wrakingskamer om een uitspraak te doen, mede vanwege het vermoeden van misbruik van het wrakingsinstrument door verzoekster. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden die verzoekster had aangevoerd niet voldoende waren om aan te nemen dat de kantonrechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een processuele beslissing of de motivering daarvan op zich geen grond kan zijn voor wraking, en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de kantonrechter. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het wrakingsverzoek had ingediend om de procedure te vertragen, wat werd aangemerkt als misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer: 2018/68
zaak- /rekestnummer: C/09/561183 / KG RK 18/1438
Beslissing van 8 november 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. I.D. Bellaart,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
- Aegon Levensverzekeringen N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 3 oktober 2018;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 5 oktober 2018.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2018. Verzoekster, haar gemachtigde en de kantonrechter zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 6993831 RL EXPL 18-13339 tussen verzoekster en Aegon Levensverzekeringen N.V.
Bij brief van 6 augustus 2018 is aan verzoekster meegedeeld dat in deze zaak op 5 oktober 2018 een comparitie van partijen is bepaald. Bij brief van 2 en 3 oktober 2018 heeft de gemachtigde van verzoekster uitstel van vier weken van de comparitie gevraagd, omdat zij – kort samengevat –:
  • door middel van een akte de stellingen van Aegon wenst te betwisten;
  • door middel van een akte eisvermeerdering haar vordering wenst te specificeren en te verhogen, hetgeen tot gevolg zal hebben dat Aegon onvoldoende tijd heeft om op deze aktes te reageren.
Op 3 oktober 2018 heeft de griffier van de kantonrechter aan de gemachtigde van verzoekster meegedeeld dat het uitstelverzoek door de kantonrechter wordt afgewezen omdat er geen grond was voor uitstel.
De gemachtigde van verzoekster heeft vervolgens bij schriftelijk verzoek van 3 oktober 2018 de kantonrechter gewraakt.
Bij faxbericht van 26 oktober 2018 aan de wrakingskamer van deze rechtbank heeft de gemachtigde van verzoekster meegedeeld het verzoek tot wraking tegen de kantonrechter in te trekken.
2.2.
Ten aanzien van de intrekking van het wrakingsverzoek overweegt de wrakingskamer het navolgende.
In voornoemd faxbericht heeft de gemachtigde van verzoekster meegedeeld het verzoek tot wraking in te trekken, omdat – hoewel naar zijn mening de kantonrechter om goede redenen is gewraakt – door gewijzigde omstandigheden de zaak nu spoedeisendheid heeft. Het is noodzakelijk voor verzoekster een kort geding aan te spannen, waarna de onderhavige hoofdzaak met het nummer 6993831 RL EXPL 18-13339 tussen verzoekster en de belanghebbende eventueel ingetrokken kan worden.
Nu aldus niet zeker is dat de hoofdzaak wordt ingetrokken acht de wrakingskamer zich gehouden een beslissing te nemen omtrent het ingediende wrakingsverzoek. De wrakingsrechter neemt daarbij mede in aanmerking dat het vermoeden bestaat dat er sprake is van misbruik van het middel van wraking door verzoekster om uitstel van de behandeling van haar zaak te bewerkstelligen
De wrakingskamer zal derhalve een beslissing nemen omtrent het wrakingsverzoek.
2.3
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Door het verzoek tot uitstel af te wijzen heeft de kantonrechter het recht van verzoekster een akte eisvermeerdering in te dienen, geweigerd. Daardoor zal de kantonrechter zonder kennis te nemen van de standpunten van verzoekster de zaak onrechtmatig en partijdig beslissen, waardoor verzoekster wordt benadeeld.
2.4
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek schriftelijk gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Voorts brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Aan de wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Wat betreft de motivering van de (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. [1]
3.2
De wrakingskamer stelt voorop dat de wrakingsgrond ziet op een processuele beslissing.
Zoals hiervoor onder 3.1 reeds overwogen kan een processuele beslissing of de motivering van die beslissing, ook indien het gaat om een onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering, geen grond zijn voor wraking. Er is voorts geen sprake van een situatie waarbij de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. De door verzoekster aangevoerde grond haalt deze zeer hoge drempel niet.
Het verzoek tot wraking wordt derhalve afgewezen.
3.3
Het verzoek tot aanhouding van de zitting van verzoekster is door de kantonrechter niet gehonoreerd. Door indiening van het wrakingsverzoek, met als enige grond dat geen aanhouding is verleend, en de daarmee gepaard gaande schorsing van de procedure, heeft verzoekster echter bewerkstelligd dat haar zitting alsnog is uitgesteld, ondanks de andersluidende beslissing van de kantonrechter. De wrakingskamer oordeelt daarom dat verzoekster het middel van wraking uitsluitend heeft gebruikt om de procedure te vertragen. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer bepaalt om die reden dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a zijn gemachtigde [gemachtigde] ;
• de belanghebbende;
• de kantonrechter;
Deze beslissing is gegeven door de mr. G.P. Verbeek, voorzitter, mr. P.M.E. Bernini en mr. O.M. Harms, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in openbaar uitgesproken op 8 november 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de arresten van de Hoge Raad d.d. 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770 en ECLI:NL:HR:2018:1413.