Op 8 november 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die een wraking had ingediend tegen mr. I.D. Bellaart, kantonrechter in een lopende procedure. Ondanks de intrekking van het wrakingsverzoek, besloot de wrakingskamer om een uitspraak te doen, mede vanwege het vermoeden van misbruik van het wrakingsinstrument door verzoekster. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden die verzoekster had aangevoerd niet voldoende waren om aan te nemen dat de kantonrechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een processuele beslissing of de motivering daarvan op zich geen grond kan zijn voor wraking, en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de kantonrechter. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het wrakingsverzoek had ingediend om de procedure te vertragen, wat werd aangemerkt als misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.