ECLI:NL:RBDHA:2018:13449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
C/09/560905/KGRK 18-1404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 8 november 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoekster afgewezen. Verzoekster had de wraking ingediend tegen kantonrechter mr. D. de Loor in een civiele procedure tegen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. De wrakingsgronden waren voornamelijk gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter niet objectief had gehandeld tijdens de comparitie van partijen en dat hij niet correct had omgegaan met ingediende stukken. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de kantonrechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter kritisch moet kunnen ondervragen en dat processuele beslissingen op zich geen grond voor wraking kunnen zijn. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer: 2018/66
zaak- /rekestnummer: C/09/560905 / KG RK 18/1404
Beslissing van 8 november 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. D. de Loor,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
- Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 27 september 2018;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 oktober 2018;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 11 oktober 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 29 oktober 2018 is de kantonrechter verschenen. Verzoekster is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 7086411 RL EXPL 18-16213 tussen verzoekster en de belanghebbende Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.
Op 27 september 2018 heeft er een comparitie van partijen in bovengenoemde zaak plaatsgevonden. Na deze comparitie heeft de kantonrechter de behandeling gesloten en de zaak verwezen naar 15 november 2018 voor vonnis.
Verzoekster heeft vervolgens bij schriftelijk verzoek van 2 oktober 2018 de kantonrechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd:
a.
De kantonrechter heeft voorafgaand aan de comparitie wel kennisgenomen van een niet-correct ondertekende en te laat ingediende conclusie van repliek van de belanghebbende en niet van de schriftelijke reactie van verzoekster op die conclusie.
b.
De kantonrechter heeft een niet-correct ondertekende akte die namens de belanghebbende is ingediend, geaccepteerd.
c.
De kantonrechter heeft niet naar de naam en de functie van de namens de belanghebbende ter comparitie verschenen gemachtigde gevraagd. Voorts heeft hij ook niet gevraagd om een schriftelijke volmacht van deze persoon.
d.
De kantonrechter heeft niet conform artikel 88, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een proces-verbaal van de comparitie opgesteld en deze ter zitting voorgelezen, zodat verzoekster de mogelijkheid werd ontnomen de kantonrechter te wijzen op onjuistheden en onvolledigheden.
e.
De kantonrechter is ter comparitie kritiekloos ingegaan op de argumenten in de conclusie van repliek van de belanghebbende en niet op de argumenten in de akte van verzoekster.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek schriftelijk gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Voorts brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Aan de wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Wat betreft de motivering van de (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. [1]
3.2
Ten aanzien van de punten a, b, c en d
De wrakingskamer stelt vast dat de onder de punten a, b, c en d genoemde wrakingsgronden zien op processuele beslissingen.
Zoals hiervoor onder 3.1 reeds overwogen kan een processuele beslissing of de motivering van die beslissing, ook indien het gaat om een onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering, geen grond zijn voor wraking. Er is voorts geen sprake van een situatie waarbij de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. De door verzoekster aangevoerde gronden halen deze zeer hoge drempel niet.
3.3
Ten aanzien van punt e
De onder e genoemde wrakingsgrond is naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin voldoende om aan te nemen dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Het is immers de taak van een rechter om partijen kritisch te ondervragen en bij mogelijke onduidelijkheden de ene partij kritischer dan de andere partij te ondervragen. In dit licht heeft de kantonrechter in zijn schriftelijke reactie ook aangegeven dat hij aan beide partijen vragen heeft gesteld over het postbusnummer, zulks uitsluitend om te achterhalen waar dit postbusnummer vandaan kwam en zonder daarmee reeds een oordeel te geven. Hetgeen verzoekster aanvoert biedt geen grond voor het oordeel dat de kantonrechter in zijn vraagstelling grenzen heeft overschreden. Ook overigens biedt hetgeen verzoekster in dit verband stelt geen aanknopingspunten voor de objectiveerbare (vrees voor) partijdigheid van de behandelende kantonrechter.
3.4
Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek afgewezen dient te worden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de belanghebbende;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door de mr. G.P. Verbeek, voorzitter, mr. P.M.E. Bernini en mr. O.M. Harms, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in openbaar uitgesproken op 8 november 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de arresten van de Hoge Raad d.d. 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770 en ECLI:NL:HR:2018:1413.