ECLI:NL:RBDHA:2018:13384
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van internationale bescherming in Griekenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een procedure over de asielaanvraag van een eiser van Syrische nationaliteit. De eiser had op 10 september 2018 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eiser eerder in Griekenland internationale bescherming had gekregen, waardoor hij als statushouder een zodanige band met Griekenland heeft dat het redelijk is om daarheen terug te keren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat Griekenland zijn verplichtingen ten opzichte van de eiser zal nakomen.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2018 is de eiser verschenen, maar zijn gemachtigde was niet aanwezig. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser over zijn leefomstandigheden in Griekenland in overweging genomen, maar concludeerde dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in Griekenland in een situatie terecht zou komen die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had onderbouwd dat hij alle mogelijkheden in Griekenland had benut om zijn situatie te verbeteren en dat hij niet had aangetoond dat de Griekse autoriteiten hem niet konden of wilden helpen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de aanvraag van de eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.