Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A]
Rechtbank Den Haag
In deze civiele procedure, die is ingeleid met een dagvaarding op 26 januari 2017, hebben de gedaagden, aangeduid als Loendersloot c.s., verzocht om pleidooi in een incident. De eiseressen, Bacardi c.s., hebben bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. De rolrechter heeft vastgesteld dat partijen in beginsel recht hebben op pleidooi in het incident, zoals vastgelegd in artikel 134 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 208 lid 1 Rv. Dit recht kan echter slechts in uitzonderlijke gevallen worden afgewezen, mits er klemmende redenen van de wederpartij zijn of als het verzoek strijdig is met de goede procesorde.
De procedure heeft al geruime tijd geduurd en de rolrechter heeft opgemerkt dat er geen beletselen zijn voor Loendersloot c.s. om eerder te reageren op het verstek dat tegen hen was verleend. Het verzoek om pleidooi is kennelijk ingegeven door de wens van Loendersloot c.s. om hun standpunt over de hoogte van het bedrag waarvoor Bacardi Ltd. zekerheid moet stellen, nogmaals mondeling te bepleiten. De rolrechter heeft echter geconcludeerd dat toewijzing van het verzoek tot pleidooi onredelijke vertraging van de procedure met zich mee zou brengen, niet alleen in de zaken tegen Loendersloot c.s., maar ook in de samenhangende zaken tegen andere gedaagden.
Uiteindelijk heeft de rolrechter het verzoek om pleidooi afgewezen, met de overweging dat het in strijd is met de goede procesorde. De zaken van Loendersloot c.s. zijn verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis in het incident, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.