Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres 1] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Door eiseressen zijn tevens foto’s en een USB met filmmateriaal van de huwelijksceremonie overgelegd. Deze hebben niet ter beoordeling aan Bureau Documenten voorgelegen.
Naar aanleiding van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1508, ECLI:NL:RVS:2018:1509, ECLI:NL:RVS:2018:1637, ECLI:NL:RVS:2018:1638, ECLI:NL:RVS:2018:1639 en ECLI:NL:RVS:2018:1640) inzake nareis voor Eritreeërs, heeft verweerder het standpunt dat eiseressen niet in bewijsnood verkeren gehandhaafd, en daaraan toegevoegd dat eiseressen geen substantieel indicatief bewijs hebben overgelegd ten aanzien van hun identiteit. Derhalve bestaat voor verweerder geen aanleiding om de identiteit aannemelijk te achten en nader onderzoek te doen naar de familierechtelijke relatie in de vorm van bijvoorbeeld DNA-onderzoek.
Subsidiair voeren eiseressen aan dat aan hen ten onrechte geen aanvullend onderzoek – in de vorm van identificerend gehoor of een DNA onderzoek – is aangeboden. Dit ten eerste omdat zij in bewijsnood verkeren, en – naar aanleiding van voornoemde Afdelingsuitspraken – ten tweede omdat zij meerdere substantiële indicatieve documenten hebben overgelegd, waardoor zowel hun identiteit als de familierechtelijke relatie aannemelijk is.
In het kader van de bewijsnood stelt eiseres dat zij nooit een Eritrese identiteitskaart heeft aangevraagd, en deze derhalve niet kan overleggen als bewijs van haar identiteit. Eiseres heeft in Eritrea kunnen volstaan met haar residence card. Haar verklaring dat zij geen Eritrese identiteitskaart heeft is in overeenstemming met het Algemeen Ambtsbericht inzake Eritrea van februari 2017. Op pagina 21 en 22 van dat ambtsbericht staat immers dat buiten de steden men gemakkelijk zonder ID-card kan. Zoals blijkt uit het eerste gehoor van referent woonden zij niet in de stad tijdens hun huwelijk maar in het dorp [plaats] . Bovendien blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht inzake Eritrea van juni 2018 dat Eritrese burgers in beginsel beschikken over één of meerdere identiteitsdocumenten, zoals een residence card (pagina 21), en dat men met een residence card recht heeft op voedselbonnen (pagina 24). Nu eiseres in het bezit is van een echt verklaarde residence card en deze volgens het ambtsbericht als een van de identiteitsdocumenten wordt aangemerkt, is het volstrekt aannemelijk dat zij niet naast de residence card ook nog een nationale identiteitskaart had.
Eiseressen stellen voorts dat de overgelegde residence card voldoende is om de identiteit van eiseres aannemelijk te maken, nu een residence card wel degelijk een identificerend document is, hetgeen ook blijkt uit de brief van 21 juni 2016 van verweerder aan referent in de aanvraagfase waar verweerder om de residence card vraagt. Dat op de residence card geen pasfoto staat doet daar niet aan af nu er wel een uniek registratienummer op staat. Omdat eiseres zelf geen nationaal identiteitsdocument heeft en op dat moment nog geregistreerd stond op het adres van haar ouders, heeft de overheid het identiteitsnummer van haar vader erop gezet. Eiseres heeft ter ondersteuning hiervan een kopie van het identiteitsbewijs van haar vader meegestuurd waarop het corresponderende nummer te lezen is. Eiseressen doen hierbij tevens een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft bij besluit van 4 juni 2018 (V-nummers [#] en [#] ) een vergelijkbare Eritrese nareis aanvraag ingewilligd, zonder DNA onderzoek, op basis van een echt bevonden bewonerspas (en een doopakte, vaccinatieboekje van het kind, kerkelijke huwelijksakte en foto’s van het huwelijk). In die zaak had, net als in onderhavige, de echtgenote van referent geen nationaal identiteitsdocument en was aangetoond dat het identiteitsnummer op de bewonerspas van de echtgenote overeen komt met het identiteitsnummer van haar moeder op diens identiteitsdocument. Eveneens stond haar moeder met diens adres achterop haar bewonerspas.
Door eiseres zijn bovendien meerdere indicatieve bewijsstukken van haar identiteit en de gestelde gezinsbanden overgelegd. Ten aanzien van de identiteit van eiseres is, naast haar originele residence card, ook haar originele schoolidentiteitskaart (als bedoeld op pagina 31 van het Algemeen Ambtsbericht inzake Eritrea van februari 2017) overgelegd. Verweerder heeft deze ten onrechte buiten beschouwing gelaten enkel omdat Bureau Documenten geen vergelijksmateriaal zou hebben. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling komt het ontbreken van referentiemateriaal niet voor rekening van de vreemdeling (zie uitspraak van 18 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3468).
Ten aanzien van de familieband tussen eiseres en referent is een originele huwelijks-overeenkomst (met stempels van lokale overheid), foto’s van het huwelijk en een USB van de huwelijksceremonie overgelegd. Ten aanzien van de familieband met de minderjarige kinderen zijn twee originele doopakten en twee originele vaccinatieboekjes overgelegd. De documenten die zien op de familiebanden maken bovendien ook de identiteit van eiseressen aannemelijk.
Met betrekking tot het niet aannemelijk hebben gemaakt van de identiteit stelt verweerder zich op het volgende standpunt. De residence card is door Bureau Documenten weliswaar echt bevonden maar het document bevat geen foto en ten aanzien van de inhoud zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen. Nu eiseres op het moment van afgifte van de residence card (25 februari 2011) reeds gehuwd zou zijn (immers in mei 2010) en zou samenwonen, acht verweerder het opmerkelijk dat desalniettemin het identiteitsnummer en adres van de vader van eiseres staat vermeld. Wat betreft het beroep op het gelijkheidsbeginsel stelt verweerder zich op het standpunt dat het geen gelijke zaken betreft. In onderhavige zaak is verklaard dat eiseres en referent als echtpaar op één adres zouden hebben verbleven hetgeen niet blijkt uit de residence card, terwijl die situatie in de aangehaalde zaak anders ligt. Bovendien is in die andere zaak een recentere residence card (uit 2016) overgelegd. Voorts zijn in onderhavige zaak kanttekeningen te plaatsen ten aanzien van de huwelijksakte die gemanipuleerd lijkt.
Nu Bureau Documenten geen oordeel kan geven over de door eiseres overgelegde schoolpas, heeft eiseres slechts één indicatief document overgelegd als bewijs van haar identiteit, namelijk haar residence card. Het overleggen van één indicatief document is niet voldoende.
Voor zover het de doopakten van de kinderen betreft stelt verweerder zich op het standpunt dat deze geen indicatief bewijs vormen voor de identiteit van eiseres en haar identiteit eerst aannemelijk dient te zijn alvorens nader onderzoek te doen naar de familierechtelijke relatie.
Onder 2.1 in het rapport is te lezen dat het document een wit vel papier zonder enige beveiligingskenmerken betreft en dat de gegevens van de overeenkomst in eerste instantie gekopieerd zijn. Voorts zijn een aantal variabele gegevens, waaronder handtekeningen van de bruid en bruidegom, achteraf op de kopie geplaatst. Tot slot is het document voorzien van een aantal inktstempelafdrukken van een afgevende instantie dat niet tevens het document heeft opgemaakt, en de handtekening van de gestelde afgevende instantie ontbreekt.
Ter zitting is namens eiseres verduidelijkt dat alle bij de ceremonie aanwezigen een kopie van de huwelijksakte kregen, en er derhalve zes exemplaren van zijn. Later zijn eiseres en referent met hun kopie naar de Kebabi gegaan voor een stempel. De huwelijksakte is niet afgegeven door de Kebabi, vandaar dat er van hen geen handtekening op staat. Door eiseres of referent is ook nimmer gesteld dat de Kebabi de afgevende instantie is, en evenmin blijkt dit uit de huwelijksakte zelf. Het is derhalve onduidelijk waarop gebaseerd is dat de Kebabi de afgevende instantie zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat kanttekeningen te plaatsen zijn ten aanzien van de huwelijksakte in die zin dat die gemanipuleerd lijkt. Naast de uitleg die namens eiseres op zitting is gegeven, is hiervoor tevens van belang dat het standpunt van verweerder niet terug te vinden is in het rapport van Bureau Documenten, waaruit blijkt dat geen uitspraak gedaan kan worden over de echtheid van het document. Namens eiseres is ter zitting bovendien terecht gesteld dat Bureau Documenten de huwelijksakte niet aan referent zou hebben geretourneerd als zij deze vals zouden hebben bevonden.