ECLI:NL:RBDHA:2018:12611
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier op basis van Keniaanse nationaliteit en medische behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op medische gronden. Eiser, die stelt dat hij niet de Keniaanse nationaliteit bezit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van medische behandeling, waarbij hij zich beroept op artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft en dat hij in Kenia medische behandeling kan ondergaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 26 mei 2016 een aanvraag heeft ingediend, maar dat deze is afgewezen op basis van adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA). Eiser heeft betoogd dat hij niet in Kenia kan worden behandeld, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de adviezen van BMA als voldoende onderbouwd beschouwd en heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om de noodzakelijke medische zorg in Kenia te ontvangen.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de toegankelijkheid van de zorg en de kosten van medicatie verworpen. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat hij persoonlijk niet in staat zou zijn om de benodigde zorg te verkrijgen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.