ECLI:NL:RBDHA:2018:12501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
C/09/560389 / KG RK 18-1343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek van curator tegen kantonrechter in curatelezaak

In deze zaak heeft de verzoeker, die als curator is aangesteld, een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. M.T. Nijhuis. De verzoeker heeft meermalen aangegeven zijn taak als curator te willen neerleggen, maar ontving geen antwoord op zijn brieven. Dit leidde tot het wrakingsverzoek, dat zuiver procedureel was, aangezien de verzoeker geen persoonlijke vooringenomenheid van de kantonrechter meende te ervaren. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen gronden voor de wraking zijn gesteld. De kantonrechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de problemen van de curator bij de inhoudelijke behandeling van de curatele aan de orde kunnen worden gesteld, en dat het middel wraking niet bedoeld is voor de situatie van de verzoeker. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen objectieve gronden zijn voor de indruk van partijdigheid en heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer 2018/60
Zaak-/rekestnummer C/09/560389 / KG RK 18-1343
Rolnummer 6882905 EJ VERZ 18-67900 (CB91034) (hoofdzaak)
Beslissing van 1 oktober 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het schriftelijke verzoek van
in de zaak van
[verzoeker],
p/a [adres] [woonplaats],
hierna te noemen: de verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.T. Nijhuis,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
  • [belanghebbende]de onder curatele gestelde (hierna ook de curandus) en
  • [belanghebbende], de vader van de curandus.

1.Inleiding

1.1
De belanghebbende [belanghebbende] staat onder curatele. De verzoeker is aangesteld als curator. De kantonrechter is aangewezen als de toezichthoudend kantonrechter.
1.2
De verzoeker heeft in een brief van 4 mei 2018 aan de kantonrechter aangegeven dat hij zijn taak als curator direct wilde neerleggen. Die brief is door de kantonrechter aangemerkt als een verzoek om opheffing van de curatele. Om dit te bespreken is op 9 augustus 2018 een zitting gepland. Hiervoor is ook [belanghebbende], de vader van [belanghebbende], opgeroepen.
1.3
[belanghebbende] heeft op 9 augustus 2018 een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend.
Dit wrakingsverzoek is op de zitting van 20 augustus 2018 behandeld en bij beslissing van
3 september 2018 is het wrakingsverzoek afgewezen.
1.4
De behandeling van het verzoek tot opheffing van de curatele is vervolgens gepland bij de kantonrechter op een zitting van 1 oktober 2018.
1.5
Op 16 september 2018 heeft de verzoeker wederom in een, op 18 september 2018 ingekomen, brief aan de kantonrechter aangegeven dat hij zijn taak als curator per direct wil neerleggen. Deze brief is aanvankelijk niet aangemerkt als wrakingsverzoek.
Nadat de verzoeker hierover telefonisch contact had opgenomen met de algemeen secretaris van de wrakingskamer en haar had medegedeeld dat zijn brief wél als wrakingsverzoek diende te worden opgevat, is de behandeling van het wrakingsverzoek alsnog op zitting gepland.

2.De procedure

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen op 18 september 2018;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 25 september 2018.
2.2
Bij de mondelinge behandeling op 1 oktober 2018 zijn verschenen:
- de verzoeker;
- mr. M.T. Nijhuis, de kantonrechter;
- de heer [belanghebbende], de belanghebbende.
2.3
Nadat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is gesloten, heeft de wrakingskamer over het verzoek beraadslaagd, en heeft zij aansluitend mondeling uitspraak gedaan.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 6882905 EJ VERZ 18-67900 (CB91034) tussen de verzoeker en de curandus. Hieraan ligt het volgende ten grondslag. De verzoeker heeft meermalen laten weten zijn taak als curator te willen neerleggen vanwege het verloop van de curatele. Hij heeft van de kantonrechter geen antwoord gekregen op zijn brieven en evenmin informatie ontvangen die hij kan gebruiken om aan de curandus sancties op te leggen.
3.2
In aanvulling hierop heeft de verzoeker op de wrakingszitting naar voren gebracht dat hij persoonlijk niets heeft tegen de kantonrechter, dat hij niet van mening is dat de kantonrechter vooringenomen is en dat het wrakingsverzoek zuiver procedureel is, omdat hij meent dat zijn brieven niet goed worden gelezen en niet worden beantwoord. Dit is de reden geweest om het verzoek tot wraking in te dienen.

4.Het standpunt van de kantonrechter

4.1
De kantonrechter heeft in haar schriftelijke reactie laten weten dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, dan wel afgewezen, omdat verzoeker geen gronden voor de wraking naar voren heeft gebracht. De problemen die de curator ervaart bij de uitvoering van de curatele kunnen bij de inhoudelijke behandeling van de curatele/zijn verzoek tot opheffing daarvan (althans ontslag van de curator en benoeming van een andere curator) aan de orde worden gesteld. Het middel wraking is daar niet voor bedoeld.
4.2
Op de wrakingszitting heeft zij haar standpunt gehandhaafd en nogmaals kort toegelicht.

5.De beoordeling

5.1
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de kantonrechter partijdig was of dat zij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen over het persoonlijke gevoel van een verzoeker. De indruk moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon óók moet hebben gedacht dat de kantonrechter partijdig was.
5.2
Noch in het wrakingsverzoek, noch in de mondelinge toelichting die ter zitting op het wrakingsverzoek is gegeven, zijn gronden voor het wrakingsverzoek gesteld. Verzoeker heeft daarbij met zoveel woorden gezegd niets tegen de gewraakte kantonrechter te hebben. Uit het wrakingsverzoek en de daarop gegeven toelichting is gebleken dat verzoeker de inhoud van de zaak waarin door de gewraakte kantonrechter een oordeel moet worden geveld, aan de wrakingskamer wenst voor te leggen. Daarvoor is het middel van de wraking echter niet bedoeld. Nu geen gronden voor de wraking zijn gesteld, zal het verzoek worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2
bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
5.3
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
- de verzoeker;
- de curandus [belanghebbende];
- de vader van de curandus [belanghebbende];
- de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O. van der Burg, D.G.J. Dop en M.J. Alt-van Endt, in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.