ECLI:NL:RBDHA:2018:12295
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Eritrese nationaliteit wegens ongeloofwaardige identiteit en herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiser. De eiser had op 31 maart 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk had gemaakt. De staatssecretaris stelde dat de eiser in Italië geregistreerd stond met een andere geboortedatum dan hij in Nederland had opgegeven, en dat hij geen documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2018, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd duidelijk dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat de registratie in Italië onjuist was en dat hij onvoldoende had gedaan om zijn identiteit te bewijzen. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat de asielmotieven slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser. Aangezien deze elementen niet waren aangetoond, kon de rechtbank de asielaanvraag niet verder beoordelen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd digitaal ondertekend en bekendgemaakt, met de mogelijkheid voor de eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.