ECLI:NL:RBDHA:2018:12041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
C-09-560871-KG ZA 18-1019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de executie van een ontruimingsvonnis met betrekking tot een huurovereenkomst en de gevolgen van een noodtoestand

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiser, wonende te Westland, zich verzet tegen de executie van een ontruimingsvonnis dat door de kantonrechter is uitgesproken. Eiser huurt sinds 1993 een woning van de stichting Arcade, maar na een geweldsincident en de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid wiet in de woning, heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en eiser bevolen de woning te ontruimen. Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar Arcade heeft aangekondigd de ontruiming door te zetten. Eiser stelt dat de ontruiming zal leiden tot een noodtoestand, omdat hij geen vervangende woonruimte kan vinden en zijn dochter haar opleiding zal moeten staken. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de belangen van Arcade bij de tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder wegen dan de belangen van eiser. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die een noodtoestand rechtvaardigen en dat de gevolgen van de ontruiming het resultaat zijn van het eigen handelen van eiser. De vorderingen van eiser zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel - voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/09/560871 / KG ZA 18-1019
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] , gemeente Westland,
eiser,
advocaat: mr. P.T.F. Langerak te Zoetermeer,
tegen
de stichting
STICHTING ARCADE MENSEN EN WONEN,
gevestigd te Naaldwijk, gemeente Westland,
gedaagde,
advocaat: mr. K.A.M. Jaspers te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Arcade’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 oktober 2018 met producties 1 tot en met 14;
  • de op 9 oktober 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Arcade pleitnotities met één productie zijn overgelegd.
1.2.
Op 9 oktober 2018 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 15 oktober 2018.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Met ingang van 11 maart 1993 huurt [eiser] een woning gelegen aan het adres [adres] (hierna: de woning) van Arcade.
2.2.
[eiser] bewoont de woning samen met zijn vijf huisdieren. In de woning verblijft tevens de achttienjarige dochter van [eiser] . Zij staat in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van de woning van haar moeder.
2.3.
Op 15 november 2017 is [eiser] toegelaten tot een gemeentelijk schuldsaneringstraject. Met de schuldeisers van [eiser] is een schuldeisersakkoord bereikt.
2.4.
Naar aanleiding van een geweldsincident op 2 november 2017 heeft de politie onderzoek verricht in de woning. Bij dit onderzoek heeft de politie 3,69 kilogram wiet in de woning aangetroffen.
2.5.
De Burgemeester van de gemeente Westland heeft vervolgens besloten de woning voor een periode van drie maanden te sluiten. Het daartegen door [eiser] gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de bestuursrechter van 18 juni 2018 is dit besluit vernietigd voor zover daarin is overgegaan tot woningsluiting, omdat onvoldoende is gebleken dat sluiting van de woning nog bijdraagt aan de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De bestuursrechter heeft aan [eiser] een bestuurlijke waarschuwing opgelegd. Tegen deze uitspraak van de bestuursrechter is geen hoger beroep ingesteld.
2.6.
De kantonrechter van deze rechtbank heeft op vordering van Arcade bij vonnis van 13 september 2018 (hierna: het vonnis van de kantonrechter) de huurovereenkomst tussen [eiser] en Arcade ontbonden en [eiser] veroordeeld om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Onder meer heeft de kantonrechter daartoe in het vonnis van 13 september 2018 het volgende overwogen:

17. Het aanwezig hebben van een handelshoeveelheid c.q. handelen in drugs levert zonder meer strijd op met het in artikel 7.1 van de huurovereenkomst vermelde verbod om overlast aan derden te veroorzaken en is in strijd met de verplichting van [eiser] zich als goed huurder te gedragen.
18. Uit artikel 6:265 lid 1 BW vloeit voort dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming gelet op haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met de gevolgen niet rechtvaardigt. Naar het oordeel van de kantonrechter is de tekortkoming door [eiser] dusdanig ernstig dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De ernst van de tekortkoming is gelegen in de hoeveelheid aangetroffen hennep, de overlast die het voorhanden hebben van een dergelijke handelshoeveelheid met zich mee kan brengen en de overlast die zich in dit geval daadwerkelijk heeft voorgedaan. De persoonlijke omstandigheden die [eiser] nog naar voren heeft gebracht zijn niet van dien aard dat die leiden tot een ander oordeel. [eiser] had de negatieve gevolgen voor zijn persoonlijke leven kunnen voorkomen door zich als goed huurder te gedragen.
2.7.
[eiser] heeft tegen het vonnis van de kantonrechter hoger beroep ingesteld, althans is voornemens dit te doen en heeft daartoe reeds een hoger beroep dagvaarding laten opstellen.
2.8.
Vanaf 16 september 2018 is [eiser] enige dagen vrijwillig opgenomen geweest op een klinische afdeling van GGZ Delfland.
2.9.
Arcade heeft het vonnis van de kantonrechter op 27 september 2018 laten betekenen aan [eiser] . Daarbij heeft Arcade aangezegd dat indien [eiser] niet zelf de woning ontruimt, Arcade zal overgaan tot ontruiming van de woning op woensdag 10 oktober 2018 vanaf 13.00 uur.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoer bij voorraad:
Arcade verbiedt het vonnis van de kantonrechter door middel van daadwerkelijke ontruiming van de woning ten uitvoer te leggen;
beveelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter door Arcade door middel van daadwerkelijke ontruiming van de woning wordt gestaakt en gestaakt blijft;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging door Arcade van het vonnis van de kantonrechter door middel van daadwerkelijke ontruiming van de woning wordt geschorst, dan wel wordt geschorst totdat op het hoger beroep is beslist, dan wel wordt geschorst voor een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn;
een en ander met veroordeling van Arcade in de kosten van dit geding.
3.2.
Hieraan legt [eiser] - zakelijk weergegeven - ten grondslag dat door de tenuitvoerleging van het vonnis van de kantonrechter een noodtoestand zal ontstaan bij [eiser] . Daartoe voert [eiser] aan dat hij na het vonnis van de kantonrechter psychisch is ingestort, dat hij geen vervangende woonruimte kan vinden en dat zijn achttienjarige dochter waarschijnlijk haar opleiding zal moeten staken indien de ontruiming van de woning doorgang vindt. Ook zal de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid toe leiden dat het gemeentelijk schuldsaneringstraject wordt afgebroken, aldus [eiser] .
3.3.
Arcade voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] wordt voorop gesteld dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant (in dit geval: Arcade) mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde (in dit geval: [eiser] ) die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (vgl. Hoge Raad 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575 (
Ritzen/Hoekstra)). De voorzieningenrechter mag hierbij in beginsel niet vooruitlopen op de uitkomst van het hoger beroep.
4.2.
Omdat niet is gesteld en evenmin is gebleken dat het vonnis van de kantonrechter klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, ligt aan de voorzieningenrechter de vraag voor of er na het vonnis van de kantonrechter feiten zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen, die klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zullen doen ontstaan.
4.3.
Door Arcade is gesteld, en door [eiser] is onvoldoende concreet weersproken, dat alle in dit kort geding door [eiser] aangevoerde feiten en omstandigheden ook reeds zijn aangevoerd in de procedure bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft ondanks deze persoonlijke omstandigheden van [eiser] geoordeeld dat [eiser] de woning dient te ontruimen. Dit blijkt uitdrukkelijk uit overweging 18 van het vonnis van de kantonrechter (geciteerd in 2.6 van dit vonnis). Reeds daarom kunnen de vorderingen van [eiser] in dit kort geding niet worden toegewezen. [eiser] heeft in deze procedure duidelijk gemaakt dat hij het met het oordeel van de kantonrechter niet eens is, maar de voorzieningenrechter kan de door de kantonrechter reeds gemaakte afweging in dit kort geding niet overdoen en kan uitsluitend toetsen aan de hiervoor (in 4.1 van dit vonnis) vermelde maatstaf.
4.4.
In aanvulling hierop, overweegt de voorzieningenrechter over de door [eiser] aangevoerde feiten en omstandigheden het volgende.
4.5.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij lijdt aan psychische klachten. Deze klachten bestonden echter ook reeds op het moment dat de kantonrechter uitspraak deed. Weliswaar blijkt uit de overgelegde stukken dat de psychische klachten van [eiser] zich opnieuw hebben voorgedaan na ontvangst van het vonnis van de kantonrechter, maar uit de overgelegde stukken blijkt niet dat bij [eiser] een psychische aandoening is vastgesteld of dat voor de behandeling van die psychische aandoening noodzakelijk is dat de ontruiming van de woning wordt geschorst. Vast staat dat [eiser] enkele dagen opgenomen is geweest op een klinische afdeling van GGZ Delfland. Deze opname was echter niet gebaseerd op een gediagnosticeerde psychische stoornis, maar was bedoeld als “time-out”, omdat [eiser] zich wanhopig en suïcidaal bleef uitlaten (productie 11 bij de dagvaarding). Dit op zichzelf is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van aan noodsituatie, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter niet kan worden aanvaard.
4.6.
De stelling dat [eiser] geen vervangende woonruimte kan vinden, omdat zijn besteedbaar inkomen laag is en hij door de ontruiming op de ‘zwarte lijst’ komt te staan, kan evenmin leiden tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter. De omstandigheid dat de ontruiming ertoe zal leiden dat [eiser] op straat komt te staan is immers inherent aan een ontruimingsvonnis. Hoewel [eiser] aannemelijk heeft gemaakt dat hij - gezien zijn beperkte inkomen uit een bijstandsuitkering - niet in staat is een huurwoning in de vrije huursector te huren, heeft Arcade voorts voldoende toegelicht dat [eiser] een nieuwe sociale huurwoning kan zoeken, zo nodig buiten zijn huidige regio. Er is geen sprake van een ‘zwarte lijst’, maar van een aantekening achter de naam van [eiser] , die geen beletsel hoeft te zijn voor het vinden van een nieuwe sociale huurwoning, aldus steeds Arcade. [eiser] heeft dit onvoldoende concreet weersproken. Van hem kan dan ook worden verlangd dat hij op zoek gaat naar een vervangende (sociale huur-)woning, zo nodig buiten zijn regio, of in zijn sociale netwerk, bijvoorbeeld (tijdelijk) bij zijn huidige partner, met wie hij een LAT‑relatie heeft. Uit de stukken en stellingen van [eiser] blijkt niet welke pogingen hij daartoe reeds heeft ondernomen, zodat een noodsituatie aan de zijde van [eiser] als gevolg van na het vonnis van de kantonrechter voorgevallen feiten, onvoldoende is gebleken.
4.7.
Ook het betoog dat de ontruiming zal leiden tot het gedwongen afbreken van het gemeentelijke schuldsaneringstraject, kan [eiser] niet baten. [eiser] was al toegelaten tot het gemeentelijk schuldsaneringstraject toen de kantonrechter uitspraak deed, zodat geen sprake is van een nieuw feit. Bovendien heeft [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de ontruiming zal leiden tot het afbreken van het schuldsaneringstraject. Weliswaar heeft [eiser] dit gesteld, maar Arcade heeft dit weersproken en daarbij een e‑mailbericht overgelegd van de gemeente Westland van 8 oktober 2018, waaruit blijkt dat het schuldsaneringstraject kan worden voortgezet na een woningontruiming indien reeds een schuldeisersakkoord is bereikt, hetgeen hier het geval is. Het andersluidende betoog van [eiser] is daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.8.
Verder heeft [eiser] aangevoerd dat de belangen van zijn achttienjarige dochter ernstig worden geschaad door de ontruiming, onder meer omdat zij haar broertje en zusje is verloren in de woning en de woning voor haar een herdenkingsplek en geborgenheid biedt. Bovendien zit de dochter van [eiser] in het examenjaar van haar opleiding en zal zij haar opleiding waarschijnlijk moeten staken wanneer de woning wordt ontruimd, zo betoogt [eiser] . Arcade heeft dit laatste weersproken.
4.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de belangen van de dochter van [eiser] zwaar wegen. Het is voorstelbaar dat de ontruiming van de woning, gezien de genoemde omstandigheden en hetgeen zij heeft meegemaakt in de woning, een zeer grote impact zal hebben op het leven van de dochter van [eiser] . Dit volgt ook uit de verklaring van de dochter van [eiser] , die als productie in het geding is gebracht. De kantonrechter heeft deze belangen van de dochter van [eiser] echter reeds meegewogen in het vonnis van 13 september 2018 en geoordeeld dat [eiser] de woning desondanks dient te ontruimen. Zoals reeds is overwogen, kan voorzieningenrechter deze afweging van de kantonrechter in dit kort geding niet overdoen. Daarbij komt dat Arcade onweersproken heeft gesteld dat de dochter van [eiser] staat ingeschreven op het adres van de woning van haar moeder en dat Arcade signalen uit de buurt ontvangt dat de dochter van [eiser] niet haar hoofdverblijf heeft in de woning van [eiser] . Van [eiser] kan worden verlangd dat hij probeert een zo goed en stabiel mogelijk onderdak voor zijn dochter te vinden, bijvoorbeeld bij haar moeder, zodat de dochter van [eiser] haar opleiding kan proberen af te ronden. [eiser] heeft gesteld dat zijn dochter niet overweg kan met haar stiefvader en dat zijn dochter daarom niet in de woning van haar moeder kan wonen. [eiser] heeft dit verder niet onderbouwd of geconcretiseerd. Het vinden van goed onderdak voor zijn dochter behoort tot de verantwoordelijkheid van [eiser] en deze omstandigheid kan hij daarom niet voor rekening van Arcade brengen.
4.10.
[eiser] heeft zich er in de dagvaarding op beroepen dat de bestuursrechter in de uitspraak van 18 juni 2018 (derhalve voorafgaand aan het vonnis van de kantonrechter van 13 september 2018) heeft geoordeeld dat - mede gelet op de in het voorgaande genoemde persoonlijke omstandigheden van [eiser] en zijn dochter - tijdelijke sluiting van de woning niet gerechtvaardigd is, omdat er zich na 2 november 2017 geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan en de omwonenden hebben verklaard dat zij willen dat [eiser] in zijn woning blijft wonen. Voor zover [eiser] hiermee bedoelt te betogen dat de tenuitvoerlegging daarom dient te worden geschorst, gaat dit betoog niet op. Ook dit betreffen immers feiten die de kantonrechter reeds heeft betrokken in zijn oordeel dat [eiser] de woning dient te ontruimen.
4.11.
Daarbij komt dat het belang van Arcade bij de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter niet alleen is gegrond op de overlast die is veroorzaakt door het incident op 2 november 2017 en het daaropvolgende politieonderzoek. In aanvulling daarop heeft Arcade toegelicht dat zij met de ontruiming ook haar ‘
zerotolerancebeleid’ wenst te handhaven. Dit beleid heeft onder meer tot doel dat ook aan andere huurders een duidelijk signaal wordt afgegeven, dat Arcade geen drugs in haar huurwoningen tolereert en dat de vondst van een handelsvoorraad drugs in haar huurwoningen altijd leidt tot het vertrek van de huurder uit de woning, teneinde overlast en nieuwe incidenten te voorkomen.
4.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze gerechtvaardigde belangen van Arcade - gezien hetgeen in het voorgaande is overwogen - zwaarder wegen dan de belangen van [eiser] . Daarbij weegt tevens mee dat de gevolgen van de ontruiming voor [eiser] en zijn dochter weliswaar zeer ingrijpend zijn, maar zijn terug te voeren op het eigen verwijtbaar handelen van [eiser] . [eiser] heeft ook in dit kort geding immers erkend, althans niet weersproken, dat er op 2 november 2017 wiet in zijn woning aanwezig was, dat de hoeveelheid aanwezige wiet (3,69 kilogram) de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik (5 gram) ruimschoots overschreed, en dat het zijn bedoeling was met de aanwezige wiet extra inkomsten te genereren.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Arcade een gerechtvaardigd belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter en dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van na het vonnis van de kantonrechter voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zullen doen ontstaan. Omdat [eiser] geen andere grondslag voor zijn vorderingen heeft aangevoerd, zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Arcade begroot op € 1.259,--, waarvan € 633,-- aan salaris advocaat en € 626,-- aan griffierecht;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2018.
hb