ECLI:NL:RBDHA:2018:11782
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Rohingya-eisers met onduidelijke herkomst en staatloosheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2018 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee eisers, die claimen tot de Rohingya bevolkingsgroep te behoren en oorspronkelijk uit Myanmar te komen. De eisers, die in de Verenigde Arabische Emiraten hebben gewoond zonder verblijfsvergunning, hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen afgewezen, omdat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk uit Myanmar komen en dat zij gedurende dertig jaar illegaal in de Verenigde Arabische Emiraten hebben gewoond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen identificerende documenten hebben overgelegd en dat de overgelegde verklaringen en documenten onvoldoende bewijs leveren voor hun herkomst en staatloosheid. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht twijfels heeft geuit over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eisers, vooral gezien het gebrek aan objectieve bewijsstukken. De rechtbank concludeert dat de aanvragen van de eisers terecht zijn afgewezen als ongegrond, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van originele documenten in asielprocedures en de noodzaak voor eisers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat zij niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.