vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummer / rolnummer: C/09/528762 / HA ZA 17-295
Vonnis van 31 januari 2018
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV I],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
eiseres in de hoofdzaak in conventie,
eiseres in het incident in conventie,
verweerster in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaten mr. R.P. Heeren en mr. D.A. Beck te Leiden,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV II],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV III],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV IV],
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
gedaagden in de hoofdzaak in conventie,
eiseressen in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie,
verweersters in het incident in conventie,
advocaten mr. P.J.M. Gerritsen en mr. P.M. Keegstra te Amsterdam.
Eiseres in de hoofdzaak in conventie/ verweerster in de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie zal hierna ‘ [BV I] ’ worden genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak in conventie/ eiseressen in de hoofdzaak in reconventie zullen hierna respectievelijk ‘ [BV II] ’, ‘ [BV III] ’, ‘ [BV IV] ’ en gezamenlijk ‘ [BV II c.s.] .’ worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 maart 2017, met producties 1 tot en met 30;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 tot en met 34;
- het tussenvonnis van 31 mei 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens akte voorwaardelijke vermeerdering van eis in conventie;
- het proces-verbaal van de op 11 oktober 2017 gehouden comparitie van partijen;
- het rolbericht aan de zijde van [BV II c.s.] . van 27 oktober 2017;
- de brief van 30 oktober 2017 van [BV I] met een reactie op het bericht van [BV II c.s.] .;
- de reactie van [BV II c.s.] . van 1 november 2017 op de brief van [BV I] ;
- de rolbeslissing van 8 november 2017.
1.2. Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.3. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. De heer [A] (hierna: [A] ) heeft in 1962 een familiebedrijf opgericht. Dit familiebedrijf was aanvankelijk voornamelijk actief in het maken van houten bruggen en speeltoestellen. In de loop van de jaren tachtig is de onderneming zich meer gaan richten op de productie van bruggen. Het bedrijf bestaat uit drie besloten vennootschappen, te weten [BV-A] (hierna: [BV-A] ), [BV-B] (hierna: [BV-B] ) en [BV-C] (hierna: [BV-C] ). [BV II] is naast enig aandeelhouder tevens enig bestuurder van deze dochtervennootschappen. De drie werkmaatschappijen zullen hierna gezamenlijk ook wel worden aangeduid als “het familiebedrijf”. [A] is daarnaast nog directeur en enig aandeelhouder van [BV III] .
2.2. In 2001 is de heer [B] (hierna: [B] ) als projectmanager in dienst getreden bij het familiebedrijf.
2.3. Eind 2004 heeft [A] in verband met zijn toekomstige opvolging met drie werknemers van het familiebedrijf – te weten [B] , de heer [X] , en dochter [C] – afgesproken dat zij vanaf 2005 gefaseerd aandelen van [BV II] zouden inkopen, waarbij [A] grootaandeelhouder zou blijven.
2.4. [B] heeft daarop de vennootschap [BV I] opgericht. [B] is directeur en enig aandeelhouder van [BV I] . Voorts is ook opgericht de besloten vennootschap [BV IV] , waarvan [C] enig aandeelhouder en directeur was, en [X Beheer] , waarvan [X] enig aandeelhouder en directeur was. Voornoemde werknemers hebben ieder vervolgens via de door hen opgerichte vennootschappen in meerdere etappes aandelen verkregen in [BV II] .
2.5. Op 23 augustus 2005 is tussen [BV III] , [BV IV] , [X Beheer] en [BV I] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. Deze aandeelhoudersovereenkomst vermeldt – voor zover van belang – het volgende:
[BV III] neemt in het kapitaal van de Vennootschap deel voor 81,25%, zijnde 52 (…) aandelen elk nominaal groot € 226,89 (…)
[X Beheer] , [BV I] en [BV IV] nemen in het kapitaal van de Vennootschap deel, ieder voor 6,25%, zijnde 4 (…) aandelen elk nominaal groot € 226,89 (…);
[A] [rb. [A] ], [X] , [B] en [C] en hun persoonlijke holdings, [BV III] , [X Beheer] , [BV I] en [BV IV] , wensen een aantal van de aan hun samenwerking verbonden aspecten nader te regelen;
[A] , [X] , [B] en [C] en hun persoonlijke holdings (…) wensen dat de zeggenschap over de Vennootschap en/of over de door haar uitgeoefende onderneming en haar dochtervennootschappen – tenzij is voldaan aan de in deze overeenkomst opgenomen voorwaarden en bepalingen – door geen anderen dan de voornoemde natuurlijke personen en persoonlijke holdings wordt verkregen;
(…)
het treffen van een nadere regeling mede noodzakelijk is, aangezien de in de statuten van de Vennootschap opgenomen blokkeringsregeling niet op de natuurlijke personen van toepassing is, nu zij niet in persoon aandeelhouder van de Vennootschap zijn.
(…)
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN
(…)
Artikel 9Non Concurrentie
1. Partijen komen over en weer overeen dat zij (hetzij alleen, hetzij tezamen met een Natuurlijk Persoon, onderneming of rechtspersoon, hetzij direct, hetzij indirect, hetzij als aandeelhouder, partner, bestuurder (…..) zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de andere Partijen niet betrokken zijn, of betrokken zullen zijn, bij een onderneming die zich bezig houdt met activiteiten en/of andere soortgelijke producten of diensten of enig ander product of dienst in Europa dat concurrerend of vergelijkbaar is met of substitueerbaar is voor enig huidig product of dienst welke door de Vennootschap en/of haar huidige en/of toekomstige dochter- en/of zustervennootschappen worden geleverd, noch dat zij enig belang zullen verwerven of houden in een joint venture of in een ander samenwerkingsverband met enige onderneming welke direct of indirect concurrerende activiteiten ontplooit, heeft ontplooid, of in de nabije toekomst zal ontplooien.
2. (…..)
3.Onderhavig concurrentiebeding vervalt na 5 jaar nadat de betreffende Aandeelhouder, indirect de Natuurlijke Persoon, niet langer aandeelhouder is van de Vennootschap.”
2.6. Op 23 juli 2008 hebben [BV I] , [X Beheer] en [BV IV] ieder vijf aandelen in [BV II] verkregen. Op diezelfde datum is de aandeelhoudersovereenkomst van 23 augustus 2005 aangevuld en gewijzigd.
2.7. Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) van 5 maart 2009 zijn [X] , [C] en [B] tot bestuurders van [BV II] benoemd, zodat het bestuur uit vier personen bestond, te weten deze drie bestuurders en de reeds zittende bestuurder [A] . Op 2 juli 2010 hebben [BV I] , [BV IV] en [X Beheer] ieder 6 extra aandelen in het kapitaal van [BV II] verkregen. Later dat jaar heeft [X Beheer] zijn aandelen in [BV II] terug verkocht en overgedragen aan [BV III] .
2.8. Op 11 april 2011 hebben [BV I] en [BV IV] ieder nog zes aandelen in [BV II] verkregen. Thans hebben [BV I] en [BV IV] ieder 32,8125 % en [BV III] heeft 34,375 % van de aandelen in [BV II] .
2.9. Per 31 mei 2011 is de arbeidsovereenkomst tussen [B] en [BV-A] met wederzijds goedvinden geëindigd. Bij besluit van de AvA van [BV II] van 1 juni 2011 zijn [C] en [B] als bestuurders ontslagen onder de gelijktijdige benoeming van [BV IV] en [BV I] als de nieuwe statutair bestuurders van [BV II] . Vanaf dat moment bestond het bestuur derhalve uit [A] , de heer [X] , [BV IV] en [BV I] . De heer [X] heeft zich in juni 2015 laten uitschrijven als bestuurder. Per diezelfde datum hebben [BV II] als opdrachtgever, [BV I] als opdrachtnemer en [B] als natuurlijk persoon een managementovereenkomst gesloten. In deze managementovereenkomst is – voor zover relevant – het volgende bepaald:
“(…)
(D) Opdrachtgever wenst Opdrachtnemer de opdracht te geven als bestuurder werkzaamheden te verrichten voor Opdrachtgever en de Groep, welke opdracht Opdrachtnemer wenst te aanvaarden;
(E) Opdrachtnemer zal ter uitvoering van de opdracht de diensten van de Natuurlijk Persoon aanbieden;
(….)
(G) deze overeenkomst is een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW en zal uitdrukkelijk niet worden beschouwd dan wel uitgelegd als een arbeidsovereenkomst;