ECLI:NL:RBDHA:2018:11500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
NL18.8902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van herhaalde asielaanvraag op basis van Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een herhaalde asielaanvraag van eiseres, een Togolese vrouw die zich beroept op haar lesbische geaardheid. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag op 7 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er geen nieuwe relevante feiten of omstandigheden waren die de aanvraag konden onderbouwen. Eiseres heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de meeste ongegrond zijn verklaard. In haar laatste aanvraag heeft zij foto’s en verklaringen overgelegd ter ondersteuning van haar geclaimde geaardheid, maar de rechtbank oordeelt dat deze stukken niet als nieuwe elementen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in een eerdere procedure al de gelegenheid heeft gehad om haar geaardheid te onderbouwen en dat de overgelegde stukken niet overtuigend zijn. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat er geen nieuwe relevante elementen zijn die een herbeoordeling van de asielaanvraag rechtvaardigen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL18.8902

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2018 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
De behandeling van het beroep heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.8903, plaatsgevonden op 4 juli 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. J. Nouta, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J.M. van der Boom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] , is van Togolese nationaliteit. Zij heeft op 28 oktober 2007 een eerste aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vw. Bij besluit van 16 mei 2008 is deze aanvraag ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep is op 29 oktober 2009 gegrond verklaard. Op 23 juli 2010 is de uitspraak van 29 oktober 2009 in het daartegen ingestelde hoger beroep vernietigd en is het beroep alsnog ongegrond verklaard. Eiseres heeft op 11 februari 2016 een opvolgende aanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 24 juni 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Op 21 juli 2016 is het hiertegen ingestelde beroep gegrond verklaard. Op 27 oktober 2016 is de uitspraak van 21 juli 2016 in het daartegen ingestelde hoger beroep vernietigd en is het beroep alsnog ongegrond verklaard.
2.
Eiseres heeft op 3 mei 2018 opnieuw een asielaanvraag ingediend, waarin zij zich – net als in de voorgaande asielprocedure – beroept op haar gestelde lesbische geaardheid. Eiseres heeft ter nadere onderbouwing van haar geaardheid ongedateerde foto’s overgelegd van haar en haar gestelde partner, [naam 2] , een ongedateerde foto van een handgeschreven ongedateerd briefje van [naam 2] , alsmede twee verklaringen van het COC Leiden, geschreven door mevrouw [naam 3] (van 17 november 2017) en de heer [naam 4] (van 12 december 2017). Verweerder stelt zich ten aanzien van de overgelegde stukken en aangevoerde omstandigheden op het standpunt dat geen sprake is van nieuwe relevante elementen of bevindingen, en heeft de opvolgende asielaanvraag van eiseres daarom niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, Vw.
3. Eiseres voert – samengevat weergegeven – aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat zij door verweerder niet in het Kotokoli is gehoord, maar in het Frans. Zij spreekt wel een beetje Frans, maar het vinden van de juiste woorden is juist in LHBT-kwesties belangrijk. Volgens eiseres heeft verweerder alle nova ten onrechte apart beoordeeld en geen integrale beoordeling gemaakt. Ook zijn de door haar overgelegde stukken en aangevoerde omstandigheden ten onrechte niet aangemerkt als nieuwe relevante elementen of bevindingen, aldus eiseres.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. De stelling van eiseres dat zij ten onrechte niet in het Kotokoli is gehoord slaagt niet. Eiseres heeft in de door haar ingediende schriftelijke kennisgeving M35-O van 29 januari 2018 bij de vraag in welke taal zij kan worden gehoord als eerste taal Kotokoli ingevuld en als tweede taal Frans, zodat verweerder ervan mocht uitgaan dat eiseres (ook) met gebruikmaking van een Franse tolk kon worden gehoord. Blijkens het rapport gehoor opvolgende aanvraag van 4 mei 2018 heeft eiseres zowel aan het begin van haar gehoor als gedurende het gehoor, zie hiervoor pagina 6 van het rapport, verklaard dat zij de Franse tolk goed begreep. Het ging eiseres alleen wat snel. Blijkens pagina 8 van het rapport is sprake geweest van een klein misverstand, maar ook op het einde van het gehoor verklaart eiseres desgevraagd dat zij tevreden was met het gesprek, en dat zij de tolk goed kon verstaan. Daarbij heeft de gehoorambtenaar specifiek gevraagd of het laatste deel van het gehoor ook goed ging en of de tolk langzaam genoeg sprak. Bovendien blijkt noch uit de beroepsgronden, noch uit de behandeling ter zitting dat eiseres feiten of omstandigheden naar voren had willen brengen waartoe zij door gebruikmaking van een Franse tolk niet in staat is geweest. Ook is tijdens het onderzoek ter zitting van deze rechtbank – waarbij eiseres werd bijgestaan door een Franse tolk – niet gebleken van enige miscommunicatie of van misverstanden.
5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraak van 22 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1759) heeft overwogen, kan verweerder een opvolgende asielaanvraag onder meer met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, niet-ontvankelijk verklaren, als het een opvolgende asielaanvraag is waaraan de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen relevante nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen. Verweerder heeft er in het onderhavige besluit voor gekozen dit te doen.
Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 7 april 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:3998), overweegt de rechtbank dat het begrip 'nieuwe elementen of bevindingen' geen andere betekenis heeft dan het begrip 'nieuw gebleken feiten of omstandigheden'. Dit betekent dat de rechtbank voor de uitleg van het begrip 'nieuwe elementen of bevindingen' aansluiting zoekt bij de bestaande jurisprudentie van de Afdeling over het begrip 'nieuw gebleken feiten of omstandigheden'. Gelet hierop moeten onder nieuwe elementen of bevindingen worden begrepen elementen of bevindingen die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan doen zich niettemin geen elementen of bevindingen voor die een hernieuwde toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat wat alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
6. De stelling van eiseres dat verweerder alle overgelegde stukken en aangevoerde omstandigheden ten onrechte niet in onderlinge samenhang heeft beoordeeld slaagt niet, nu een dergelijke handelswijze pas aan de orde is bij een inhoudelijke (integrale) beoordeling van een asielrelaas.
7. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat de door eiseres overgelegde foto’s van haar en haar gestelde partner niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen, nu, daargelaten of deze foto’s nieuw zijn of eerder naar voren hadden kunnen worden gebracht, op grond van die foto’s niet kan worden beoordeeld of de daarop zichtbare personen inderdaad een affectieve relatie hebben, laat staan of eiseres daadwerkelijk lesbisch is. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat de betrokken foto’s kunnen worden onderzocht en dat verweerder ten onrechte geen vragen heeft gesteld over de foto's nu het, zoals ook opgemerkt door verweerder ter zitting, primair op de weg van eiseres ligt om haar gestelde geaardheid aannemelijk te maken. Documenten kunnen daarbij dienen als steunbewijs, maar deze maken niet dat een geaardheid die niet door middel van verklaringen aannemelijk is gemaakt alsnog aannemelijk wordt door deze documenten. Meer specifiek waar het betreft de foto van het handgeschreven ongedateerde briefje van de gestelde partner van eiseres overweegt de rechtbank dat daarover weliswaar geen vragen zijn gesteld, maar over de gestelde partner zelf des te meer. De antwoorden van eiseres op deze vragen heeft verweerder terecht niet overtuigend geacht. Gezien het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de overgelegde foto’s niet kunnen afdoen aan verweerders eerdere besluitvorming.
8. Hoewel uit de door eiseres overgelegde verklaring van de heer [naam 4] blijkt dat eiseres bijeenkomsten en evenementen van het COC heeft bezocht, is deze verklaring terecht niet aangemerkt als nieuw relevant element of bevinding, nu eiseres eerder ook al activiteiten van het COC bezocht en dit in de voorgaande procedure ook naar voren is gekomen. De stelling van eiseres dat uit de verklaring blijkt dat zij haar activiteiten op het gebied van LHBT heeft geïntensiveerd en dat zij haar geaardheid niet meer voor zich houdt, doet hier niet aan af. Verweerder mocht een beoordeling van deze activiteiten als onderbouwing van de verklaringen van eiseres daarom achterwege laten. De verklaring van mevrouw [naam 3] gaat over hoe zij de situatie van eiseres en het handelen van de Nederlandse autoriteiten ziet, en heeft dus geen betrekking op de gestelde seksuele gerichtheid van eiseres. Ook deze verklaring is daarom terecht niet aangemerkt als nieuw relevant element of bevinding.
9. Gelet op het voorgaande stelt verweerder zich ten aanzien van de door eiseres overgelegde stukken en aangevoerde omstandigheden terecht op het standpunt dat geen sprake is van nieuwe relevante elementen of bevindingen. Dit betekent dat verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, Vw. De door eiseres overgelegde nieuwsberichten van het ANP van 23 juni 2018 en 29 november 2017 geven geen aanleiding voor een ander oordeel, nu uit deze stukken niet kan worden afgeleid dat verweerder – zoals door hem bevestigd ter zitting – een ander beleid zal gaan voeren bij het toetsen van de seksuele geaardheid in LHBT-zaken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier.
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel