Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
aan weg- en spoorvoertuigengeleverde benzine, diesel, vloeibare brandstof en hernieuwbare brandstof. Ten aanzien van brandstoffen die Catom in die periode uitsloeg tot gebruik aan mobiele machines, was zij dus geen HBE’s verschuldigd.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
onmiskenbaar onverbindendis (zijn) wegens strijd met eenieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Dit criterium vloeit voort uit artikel 94 van de Grondwet en vaste jurisprudentie (vgl. HR 1 juli 1983, NJ 1984, 360) en wijst op grote terughoudendheid, te meer nu in een kortgedingprocedure als de onderhavige slechts een voorlopig oordeel kan worden gegeven. De in acht te nemen terughoudendheid vindt haar grondslag in de op de Grondwet berustende verdeling van bevoegdheden van de verschillende staatsorganen, de scheiding der machten. Wetten in formele zin worden vastgesteld door de wetgever. Het is bij uitstek de taak van de wetgever om alle in het geding zijnde argumenten en belangen tegen elkaar af te wegen, waarbij aan hem een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. Er is dan ook geen plaats voor een eigen “volle” toetsing door de burgerlijke rechter.