ECLI:NL:RBDHA:2018:10961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
NL18.14639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van homoseksuele man uit Trinidad en Tobago gegrond verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een homoseksuele man uit Trinidad en Tobago. De man had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De man had aangevoerd dat hij in Trinidad en Tobago te maken had met ernstige problemen vanwege zijn seksuele geaardheid, waaronder bedreigingen, mishandelingen en discriminatie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom de man geen reëel risico op vervolging liep bij terugkeer naar zijn land. De rechtbank benadrukte dat Trinidad en Tobago niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt voor homoseksuelen, gezien de specifieke risico's die zij lopen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde een termijn van zes weken voor de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen. Tevens werden de proceskosten van de eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.14639
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],geboren op [geboortedatum], burger van Trinidad en Tobago, eiser,
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Singh).

ProcesverloopBij besluit van 6 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser van 9 juni 2018 als ongegrond afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door A.M.R. Zeevaarder als tolk in de Engelse taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Trinidad en Tobago problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Eiser is hierom bijna dagelijks uitgescholden en hem is tot tweemaal toe een baan geweigerd. Hij is in 2015 tweemaal beroofd, eenmaal door tieners en eenmaal door een taxichauffeur. Van de eerste beroving heeft eiser bij de politie aangifte gedaan. In 2016 heeft iemand eiser geprobeerd te beroven. In 2017 is eiser mishandeld en bedreigd door drie jongens uit de buurt waar hij woonde. In juni 2017 is eiser daarom verhuisd naar een andere wijk. In die wijk heeft een automobilist hem, in april of mei 2018, geprobeerd omver te rijden en op
21 mei 2018 is bij hem ingebroken en is zijn huis vernield en beklad met anti-homo leuzen.
Verder heeft eiser nog naar voren gebracht dat hij tot aan 2015 lid was van People’s National Movement (PNM) in zijn land en dat hij daarom online is bedreigd. Sinds 2015 is eiser niet meer actief voor deze partij en heeft hij ook geen problemen meer in dit kader ondervonden. Tot slot heeft eiser naar voren gebracht dat hij vanwege zijn huidskleur tijdens zijn werk in callcenters problemen heeft ondervonden. Zo maakte eiser mee dat klanten aan zijn stem hoorde dat hij een donkere huidskleur heeft, zij hem dom noemden en vroegen om door een ander te woord te worden gestaan.
2. Verweerder heeft in het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen onderkend en geloofwaardig geacht:
a. a) identiteit, nationaliteit en herkomst van betrokkene;
b) de seksuele geaardheid van betrokkene;
c) problemen met de lokale bevolking;
d) politieke betrokkenheid van betrokkene en daaruit voortvloeiende problemen.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser geloofwaardig bevonden, maar eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. [1] Verweerder heeft voorts gesteld dat eiser evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Daartoe heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser geen causaal verband aannemelijk heeft gemaakt tussen de door hem ondervonden problemen en zijn homoseksuele geaardheid. Verder is niet gebleken dat eiser op maatschappelijk en sociaal gebied niet heeft kunnen functioneren. Bij voorkomende problemen kan eiser zich wenden tot de autoriteiten, aangezien niet is gebleken dat zij niet bereid of niet in staat zijn om eiser te beschermen.
4. Eiser is het met het bestreden besluit niet eens. Hij voert aan dat, anders dan verweerder meent, de positie van homoseksuelen in Trinidad en Tobago niet is verbeterd. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser landeninformatie bijgevoegd bij zijn zienswijze. Volgens eiser wordt zijn betoog verder ondersteund door het feit dat de regering hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van 12 april 2018 waarbij het Hooggerechtshof het verbod op seksuele handelingen tussen mensen van hetzelfde geslacht ongrondwettelijk heeft verklaard. Verder voert eiser aan dat wel degelijk sprake is van een causaal verband tussen de ondervonden problemen en zijn geaardheid. In dit verband merkt eiser op dat zijn verhaal in lijn is met dat van vele LHBTI+ in Trinidad en Tobago. Bovendien wordt eisers persoonlijke relaas ondersteund door informatie uit openbare bron over de positie van LHBTI+ in Trinidad en Tobago. Eiser voert, ten slotte, aan dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem ondervonden problemen een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden opleveren dat het voor hem als homoseksueel onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Trinidad en Tobago te functioneren.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6. De rechtbank stelt vast dat uit de brief van 24 april 2017 [2] van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal betreffende de uitbreiding lijst veilige landen van herkomst vijfde tranche, volgt dat Trinidad en Tobago kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst, met uitzondering van LHBTI+. De rechtbank constateert dat verweerder dit in het bestreden besluit niet heeft benoemd. De rechtbank is van oordeel dat dit betekent dat verweerder in het bestreden besluit niet kenbaar heeft betrokken dat de toenmalige staatssecretaris blijk heeft gegeven van bijzondere aandacht voor de positie van LHBTI+ in het licht van de algemene veiligheidssituatie in Trinidad en Tobago.
7. De rechtbank is, gelet op de uitzondering van LHBTI+, van oordeel dat op de weg ligt van verweerder om bij zijn beoordeling ook de algemene positie van homoseksuelen in Trinidad en Tobago te betrekken. [3] In het bestreden besluit heeft verweerder dat miskend, doordat verweerder de bewijslast bij eiser heeft gelegd. In deze zaak is met name van belang de gevolgen van de strafbaarstelling van consensuele seksuele activiteit tussen personen van hetzelfde geslacht, waarbij een gevangenisstraf tot 25 jaar gegeven kan worden, voor de maatschappelijke positie van LHBTI+. Ook is van belang de vraag of LHBTI+ bescherming bij de overheid kunnen vragen tegen negatieve bejegening door derden. Tussen partijen is niet in geschil dat strafrechtelijke vervolging vanwege de seksuele geaardheid in Trinidad en Tobago niet voorkomt.
8. Verweerder heeft zich ten aanzien van eisers persoonlijke relaas op het standpunt gesteld dat eiser het causaal verband tussen de ondervonden problemen en zijn homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Aan verweerder kan worden toegegeven dat, blijkens eisers eigen verklaringen, de twee berovingen in 2015, de poging tot beroving in 2016 en de poging hem omver te rijden in 2018 (ook) andere oorzaken (kunnen) hebben dan zijn geaardheid. De rechtbank volgt verweerder echter, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in zijn standpunt dat eiser het causaal verband tussen enerzijds de inbraak in en vernieling en bekladding van zijn appartement met teksten zoals “Battiboy fi Ded” en “fag” en de mishandeling in 2017 en anderzijds zijn geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft immers onderbouwd dat zijn appartement is beklad met leuzen die refereren naar zijn geaardheid. [4] Over de mishandeling heeft eiser verklaard dat één van de drie mannen die hem aanviel zei dat eiser vermoord moest worden omdat hij homo is. [5] Eiser werd bekogeld door personen die homofobe opmerkingen maakte. Zoals verweerder ter zitting heeft erkend, geldt in het bijzonder voor de inbraak in en vernieling en bekladding van eisers appartement dat de inbrekers kennelijk wisten waar eiser woonde en eiser in zijn eigen appartement werd bedreigd in plaats van op de openbare weg. Verweerder heeft het causaal verband tussen deze twee incidenten en eisers geaardheid niet aangenomen en verder ten onrechte niet toegelicht waarom deze incidenten niet ernstig genoeg zijn om als daden van vervolging te worden aangemerkt. Voor zover verweerder in dit verband heeft gesteld dat de problemen die de vreemdeling in de zaak die heeft geleid tot de ter zitting besproken uitspraak van 14 augustus 2017 [6] ernstiger waren, miskent verweerder het beoordelingskader. Voor zover verweerder daarmee bedoelt te veronderstellen dat de door de vreemdeling in die zaak ondervonden problemen minimaal vereist zijn om te kunnen spreken van vervolging, is die veronderstelling onjuist. Evenmin heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom hij niet aannemelijk acht dat eiser opnieuw slachtoffer zal worden van dergelijke incidenten. Daar komt bij dat eisers relaas in lijn is met de landeninformatie over de positie van homoseksuelen in Trinidad en Tobago. De rechtbank hecht daarbij, onder verwijzing naar rechtsoverwegingen 3.5 en 3.6 van voormelde uitspraak van 14 augustus 2017, meer waarde aan het door eiser geschetste beeld van de positie van LHBTI+ dan het beeld dat verweerder in de besluitvorming heeft geschetst.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kan, ten slotte, verweerders tegenwerping dat eiser zich kan wenden tot autoriteiten of non gouvermentele organisaties geen stand houden. Zoals ook in verweerders beleid [7] is neergelegd, hoeft de vreemdeling geen bescherming conform 3.37c Voorschrift Vreemdelingen in te roepen als seksuele handelingen strafbaar zijn in het land van herkomst, zoals in Trinidad en Tobago het geval is.
10. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer. De rechtbank ziet verder geen mogelijkheid de zaak finaal te beslechten. Verweerder zal een nieuwe afweging moeten maken op basis van het voorgaande en dus een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Duren, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Geneve, 28 juli 1951.
2.Deze brief en bijbehorende bijlage zijn te downloaden via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid/documenten/kamerstukken/2017/04/24/tk-uitbreiding-lijst-veilige-landen-van-herkomst-vijfde-tranche.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3504.
4.Zie pagina's 21 en 22 van het verslag van nader gehoor van 18 juni 2018.
5.Zie pagina 23 van het verslag van nader gehoor van 18 juni 2018.
7.C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.