Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2017 in de zaak tussen
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 17 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van [eiser] tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
- Seksuele gerichtheid van [eiser];
- Problemen vanwege seksuele gerichtheid.
De staatssecretaris heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft echter overwogen dat deze relevante elementen onvoldoende zwaarwegend zijn voor de conclusie dat [eiser] in het land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of schending van artikel 3 van het EVRM [1] . De staatssecretaris heeft overwogen dat [eiser] op basis van de door hem gestelde en ondervonden discriminatoire bejegening door medeburgers niet als vluchteling aangemerkt kan worden. Verweerder heeft daartoe verwezen naar het Country Report of Human Practices 2016 - Trinidad en Tobago van mei 2017 en het recente jaarboek van IlGA-State Sponsored homophobia van mei 2017. Verder is niet gebleken is dat [eiser] op maatschappelijk en sociaal gebied niet heeft kunnen functioneren. Ook heeft [eiser] zijn geaardheid in zijn land kunnen uitdragen en niet is gebleken dat [eiser] met een dermate ernstige repressie te maken heeft gekregen, dan wel te maken zal krijgen. Verder is niet gebleken dat het doen van aangifte op voorhand zinloos zou zijn dan wel dat elke aangifte leidt tot discriminatie dan wel intimidatie dan wel geweld. Het doen van aangifte bij de autoriteiten is mogelijk en dit wordt door het merendeel van de slachtoffers gedaan. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;