ECLI:NL:RBDHA:2018:10626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vreemdeling met vermoedens van autisme en bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij om geloofsredenen in Iran werd vervolgd. De vreemdeling stelde dat hij afstand had genomen van de islam en problemen had ondervonden met de Iraanse veiligheidsdienst, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren. De vreemdeling had ook aangevoerd dat hij mogelijk een stoornis binnen het autismespectrum had, maar de rechtbank vond dat hij niet voldoende medische onderbouwing had geleverd om deze claim te ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet voldeed aan de vereisten voor vluchtelingenstatus volgens het Vluchtelingenverdrag en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van geloofwaardige en onderbouwde verklaringen in asielprocedures, vooral als het gaat om claims van vervolging op basis van geloof.