Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
verzoekster in de zaak van het verzoek,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in de zaak van het verzoek,
1.Het procesverloop in het verzoek en het zelfstandig verzoek
2.De feiten in het verzoek en het zelfstandig verzoek
3.Het verzoek van Staffing
5.De beoordeling
een andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De h-grond geldt weliswaar als een vangnetbepaling voor omstandigheden die niet vallen onder de andere ontslaggronden, maar door de wetgever is wel benadrukt dat de zogenoemde h-grond niet mag worden gebruikt om enkele van de in artikel 7:669 lid 3 onder a tot en met g BW genoemde gronden, die elk op zichzelf beschouwd onvoldoende kunnen worden onderbouwd, samen als h-grond aan te merken (zie:
Kamerstukken II2013/2014, 33818, nr. 3, p. 46 (
Memorie van toelichting)). De manager met wie een verschil van inzicht bestaat over het te voeren beleid, wordt daarbij in de wetgeschiedenis expliciet genoemd als voorbeeld van de h-grond (zie:
Kamerstukken II2013/2014, 33818, nr. 7, p. 130).
NJ2017/203, rov. 3.15-3.19 (
Mediant)) en 16 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2018:182, rov. 3.4.2-3.4.4 (
Decor)) heeft beslist dat (1) als uitgangspunt moet worden aanvaard dat de wettelijke bewijsregels van overeenkomstige toepassing zijn in procedures strekkende tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst en dat (2) de toepasselijkheid van de wettelijke bewijsregels meebrengt dat de werkgever de aan zijn ontbindingsverzoek ten grondslag liggende feiten en omstandigheden zal moeten stellen en, bij voldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer, zal moeten bewijzen.
Kamerstukken II2013/2014, 33818, nr. 3, p. 34). Gezien het voorgaande heeft [verweerster] de kantonrechter terecht en op goede gronden verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook op verzoek van [verweerster] ontbinden. Nu geen concrete einddatum is verzocht en door het ernstig verwijtbaar handelen van Staffing een terugkeer in de werkzaamheden is uitgesloten, zal de kantonrechter de einddatum van de arbeidsovereenkomst bepalen op heden.
Kamerstukken II2013/2014, 33818, nr. 3, p. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013/2014, 33818, nr. 7, p. 91). Uit het
New Hairstyle-arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) volgt evenwel dat dit niet hoeft te betekenen dat de gevolgen van een beëindiging van het dienstverband bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding geen rol mogen spelen in een geval waarin de wet een werknemer een aanspraak geeft op zo'n vergoeding omdat de werkgever een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de reden dat de arbeidsovereenkomst eindigt. Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. Bij de begroting van de billijke vergoeding komt het aan op alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter dient in de motivering van zijn oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 102.600,- bruto, waarbij de volgende omstandigheden en schadecomponenten in aanmerking worden genomen.