Uitspraak
Gezagsuitoefening
Beschikking op het op 4 juni 2018 ingekomen verzoek van:
[verzoekster] ,
[belanghebbende] ,
[belanghebbende, stiefvader] ,
De stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier met bijlagen van 18 juni 2018 van de zijde van de moeder;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift.
Verzoek en verweer
- het verzoek van de moeder af te wijzen, althans in goede justitie een afstand te bepalen waarbinnen de moeder met de hierna te noemen minderjarige mag verhuizen en een datum te bepalen waarop dit ingaat;
- partijen te gelasten de nodige financiële gegevens en/of berekeningen over te leggen ter vaststelling van de draagkracht van partijen;
- al dan niet aan de hand van de nog over te leggen financiële gegevens en/of berekeningen vast te stellen welke bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige de vader aan de moeder dient te betalen en indien de financiële gegevens van de moeder uitblijven en die van de vader voldoende zijn overgelegd, de bijdrage op nihil vast te stellen, althans op een ander bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, en/of de achterstand die is ontstaan in de betaling van de kinderalimentatie kwijt te schelden, althans deze opnieuw vast te stellen naar de daadwerkelijk verschuldigde kinderalimentatie, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift,
Feiten
- Partijen zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] tot [echtscheidingsdatum] .
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- De moeder heeft de Bulgaarse nationaliteit en de vader heeft de Nederlandse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 26 april 2016 is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) tussen [minderjarige] en de vader opgeschort tot 26 juli 2016 en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een nader te bepalen terechtzitting.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 4 juli 2016 is de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader gewijzigd, in die zin dat er gedurende zes maanden om de week begeleid contact is, voor het overige is het verzoek aangehouden tot aan de gecombineerde terechtzitting van 24 januari 2017.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 21 februari 2017 is de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] op € 367,- per maand bepaald.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 21 februari 2017 is bepaald dat [minderjarige] gedurende de ondertoezichtstelling om de week onder begeleiding van de gecertificeerde instelling contact heeft met de vader, waarbij afhankelijk van het verloop van deze contacten en op voorstel van de gecertificeerde instelling uitbreiding naar onbegeleide contacten tot de mogelijkheden behoort.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 27 juli 2018 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 10 augustus 2017 tot 10 augustus 2018.
Beoordeling
De moeder heeft derhalve grote belangen bij de verhuizing.
De moeder heeft verder verklaard dat zij de vader in een vroeg stadium op de hoogte heeft gesteld van de voorgenomen verhuizing. De moeder realiseert zich dat een verhuizing consequenties zal hebben voor het contact tussen de vader en [minderjarige] . Derhalve heeft zij aangegeven open te staan voor een ruimere contactregeling. Zij vindt het belangrijk dat [minderjarige] regelmatig contact met haar vader heeft. Hierbij heeft de moeder wel gezegd dat zij de ruimere regeling niet kan garanderen, omdat zij hierbij afhankelijk is van JBW, gelet op de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De vader had eerst steeds om de twee weken op vrijdag één uur contact met [minderjarige] op een locatie van JBW onder begeleiding van de gezinscoach mevrouw Lagendijk. Met het oog op de voorgenomen verhuizing is het contact onder leiding van JBW thans uitgebreid naar één weekenddag in de veertien dagen. De vader neemt dus in zeer beperkte mate deel aan de dagelijkse gang van zaken rondom [minderjarige] . Er is geen sprake van een co-ouderschapsregeling, waardoor de moeder vrijer is in haar beslissing om te verhuizen.
- het recht en belang voor de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van omgang na de verhuizing.
Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg, dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Beslissing
ten aanzien van de kinderalimentatie en de proceskostenaan tot
1 oktober 2018 pro forma.